Home »

History of Indonesia
De Geschiedenis van Indonesie

De Geschiedenis van Indonesie

Voorwoord

De Geschiedenis van Indonesie werd geschreven nadat er diverse vragen kwamen van vrienden en bekenden in Nederland over het dagelijkse leven in Indonesie, haar achtergronden en het leven in de hoofstad van Noord Sumatra, Medan.

Het onderstaand relaas heeft hier aan voldaan, maar heeft niet de pretentie kompleet te zijn, dat was ook nooit de opzet.

De genoemde feiten berusten op honderden boeken, die de schrijver de afgelopen 30 jaar heeft gelezen, maar belangrijker nog, op eigen ervaringen tijdens zijn vele bezoeken en zijn tot nu toe 2-jarig verblijf in Indonesie.

Door de schrijver is getracht de neutraliteit te bewaren ten opzichte van Nederland en Indonesie. Toch is op een aantal punten duidelijk zijn mening naar voren gekomen en is stelling genomen, welke dan ook alleen voor zijn rekening is.

Er kunnen in de tekst stijlfouten en grammaticale fouten voorkomen, waarvoor op voorhand excuses.

De schrijver heeft niet de luxe gehad de tekst te kunnen laten corrigeren door een professionele editor, zelfs niet door een landgenoot.
Gaarne uw vragen, op- of aanmerkingen, aanvullingen, correcties en/of kritiek naar email: vanhemert.rien@gmail.com

Veel dank hiervoor.

INHOUD:

Voorwoord.
Hoofdstuk I : Indonesie Vandaag
Hoofdstuk II : De Geschiedenis van Indonesie
Hoofdstuk III : De Geschiedenis van Medan
Hoofdstuk IV : Een rondreis door Indonesie?
Tot slot iets over de schrijver.

HOOFDSTUK I

INDONESIE VANDAAG

Deze archipel kent vele bijnamen, waaronder: De Gordel van Smaragd, Insulinde, Het Land van Sabang tot Merauke en Tanah Air (Grond en Water) en is meer dan 1.900.000 vierkante kilometers groot. Het rijk telt meer dan 18.000 eilanden, waarvan plus minus 5000 onbewoond, waarvan velen geen naam hebben.

In het land worden 25 verschillende talen gesproken en daarbinnen nog eens 250 dialecten.

De formele taal is het Bahasa Indonesia (Indonesische Taal) en wordt op de TV en radio gesproken en in kranten geschreven.
Het wordt op scholen onderwezen en hoewel iedereen geacht wordt deze taal te spreken en te schrijven is dit een illusie.

Het is voor Indonesie een niet-inheemse taal en als Indonesie had gekozen voor een inheemse taal, zou dit ongetwijfeld Javaans zijn geworden, aangezien het merendeel van de bevolking toendertijd op dit eiland woonde.

Echter, door handelsbetrekkingen met buurland Malaysia werd het Malay geadopteerd, aangepast aan haar historie. Vele Nederlandse, maar ook Portugese woorden zijn dan ook terug te vinden in het hedendaagse Bahasa Indonesia.

Het landschap is divers met bergruggen en dalen, maar ook uitgestrekte vlakke gebieden. In Papua zijn er een aantal bergen zo hoog dat er sprake is van eeuwige sneeuw. Het Cartenz Gebergte is daar een voorbeeld van.

Bovenal wordt het landschap gedomineerd door vulkanen, waarvan een flink aantal heel actief zijn, zoals de Bromo en de Gunung Merapi op Java, de Gunung Agung op Bali en de Sibayak en de Sinabong op Sumatra. Met regelmaat doen zich vulkanische erupties voor waarbij honderden slachtoffers te betreuren zijn en de schade niet te becijferen valt.

Aan de andere kant heeft Indonesie haar vruchtbaarheid veelal te danken aan deze vulkanen en is de uitgestoten stof en as mest voor de grond. Voorts geloven veel bewoners van dit land dat het de Stem van God is en dat God hiermee uiting geeft aan zijn (of haar...) toorn over de zonden van de mensen.

Indonesie maakt deel uit van de beruchte 'Ring of Fire" en wordt fraai gezongen door Johny Cash, maar dit ter zijde.

De regenval, de hoge temperatuur en luchtvochtigheid in combinatie met de vruchtbare grond zijn er de oorzaak van dat een groot deel is bedekt met regenwoud. Vooral op Sumatra, Kalimantan (Borneo) en Papua zijn er nog vele oerbossen. Op Java is het oerbos bijna verdwenen gezien de ontbossing (al eeuwen geleden) ten behoeve van de landbouw en verstedelijking. Deze trend zet zich ook voort in gebieden met regenwouden. Ook hier wordt een angstig aantal hectares per jaar gekapt voor landbouwgronden (3 miljoen hectare per jaar !), maar erger, als gevolg van illegale houtkap.

Dit illegaal gekapte hout van hoge kwaliteit (o.a. jati, meranti, teak en ijzerhout) wordt Indonesie uitgesmokkeld en levert op de wereldmarkt goudgeld op. Door deze ontbossing ontstaat er erosie waardoor de vruchtbare bovenlaag langzaam maar zeker verwaaid en via regen en rivieren wordt afgevoerd naar zee en vervolgens daar de habitat vernietigt.

Ondanks pogingen van de regering deze smokkel een halt toe te roepen gaat de illegale houtkap gewoon door, aangezien de Hoeders van de Wet een oogje dichtknijpen in ruil voor steekpenningen.

Bosbranden zijn nog een bijkomend probleem voor erosie en de gebieden zijn te groot om deze branden even te blussen, tot grote woede van buurland Malaysia dat op Indonesische as- en rookwolken worden getrakteerd.

Een ander gevolg van deze erosie is het hoge aantal landverschuivingen na hevige regenval. Bruggen en wegen worden hierdoor vernield, maar ook huizen van de gewone man.

Er zijn schattingen dat het "originele" Indonesie, al 70% van haar oerbos heeft verloren... en we zijn er nog niet !!!

De zuidelijke kust van Papua en Kalimantan en noordkust van Sumatra zijn moerassen met vloedbossen / mangroven met hun specifieke habitat.

Veel land is gebruikt voor de aanlegde rijstvelden, de droge rijstvelden (ladang) op het 'platte' Java en de natte rijstvelden (sawah) tegen de hoger gelegen gronden. De sawah's worden terrasvormig tegen de heuvel aangelegd en door een slim irrigatiesysteem vloeit het regenwater van bovenliggende terrassen naar de lager gelegen sawah's.

Op o.a. Bali zijn er prachtige sawah's te bewonderen en de grond op Bali is zo vruchtbaar dat per jaar zelfs 4 x rijst geoogst kan worden.
Het moge duidelijk zijn dat rijst en rijstbouw heel belangrijk zijn voor dit land met vele hongerige monden.

Over hongerige monden gesproken.

Indonesie is een Republiek met meer dan 260 miljoen zielen en heeft na China, USA en India het grootste bevolkingsaantal op aarde.
De bevolkingsaanwas groeit nog steeds te hard, ondanks diverse acties van de regering om deze groei af te remmen. Het programma "dua anak cukup" (2 kinderen is genoeg) is geflopt en de poging om contraceptie populair te maken was en is nog steeds geen groot succes.

Zeker in de dorpen op het platteland faalden deze pogingen, gezien een groot aantal kinderen voor de ouders betekent dat er voor hen gezorgd gaat worden op hun oude dag. Zij roepen dan ook "banyak anak, banyak rejeki" (veel kinderen, veel geluk). Met name Java is overbevolkt en als relatief klein eiland (zo groot als Engeland) verantwoordelijk voor zo'n 150 miljoen zielen. Alleen al Jakarta heeft 25 miljoen inwoners, terwijl er van hoogbouw buiten het echte centrum geen sprake is....

Jakarta heeft een aantrekkingskracht op arme plattelandbewoners die denken dat in de grote stad het grote geld te verdienen is. Dit blijkt slechts een droom te zijn en daar komt nog bij dat Jakarta veel duurder is dan andere steden in Indonesie.

De laatste verwachtingen zijn dat in het jaar 2045 het bewonersaantal van Indonesie zal opgelopen zijn tot 450 miljoen....
In het verleden is getracht de bevolking van Java te 'distribueren' over het meer dan 13.000 eilanden tellende rijk.

"Transmigrasi" is een tijd heel populair geweest, maar de geforceerde versmelting van verschillende culturen gaf ook veel onrust. De transmigratie heeft ook tot gevolg dat veel mensen ver van hun dorp wonen en werken en er bij de nationale feestdag Idul Fitri (Suikerfeest), het einde van de Ramadan (het vasten van de Islamieten) een gigantische volksverhuizing op gang komt omdat iedereen 'pulang kampong' gaat (terugkeer naar het ouderlijke dorp) om het feest daar te vieren met familie.

De familieband in Indonesie is bijzonder hecht en binnen de mate van het mogelijke, zorgt de hele familie voor elkaar.
Bijvoorbeeld, twee broers, waarvan de 1 heel rijk is en de ander straatarm, zou een heel ongewoon beeld geven.

Indonesie is een multi-cultureel land, waar Chinezen, Indiers, Maleiers (Indonesiers), Dani (op Papua), Dayak (op Borneo/Kalimantan), Sundanezen (op Java), Batak, Balinezen en Minangkabau (West Sumatra) met elkaar samenleven en werken, allemaal met hun eigen cultuur en geloof.

Animisme (voorouder- en natuurverering), Islam, Hindoeisme, Buddhisme en Christendom (Katholiek en Protestant). Het is dan ook niet uit te sluiten dat het wel eens botst tussen de culturen en geloven, maar gezien het bevolkingsaantal is dat relatief zeldzaam.
De religieuze leiders zelf verkondigen ook luid en duidelijk dat er tolorantie moet zijn tussen de verschillende geloofsovertuigingen, maar gaan soms zelf in de fout door kritiek te uiten op een ander geloof.

Van al deze culturen vormen de Chinezen, qua impact op de economie, de belangrijkste. Met minder dan 5% van de totale bevolking beheersen de Chinezen meer dan 70% van de business binnen de middenklasse en zijn, op uitzonderingen na, t.o.v. Indonesiers allemaal rijk. Ten dele komt dit door de handelsgeest van de Chinees, ten dele door het feit dat Chinezen keiharde werkers zijn en er niet tegenop zien om 19 uur, 7 dagen per week te werken. Dit staat in fel kontrast met de Indonesier..., geef een Indonesier 1000 rupiahs en morgen zegt hij dat het op is; geef een Chinees 1000 rupiah en hij komt morgen vertellen dat hij er inmiddels 5000 rupiahs van heeft gemaakt.

Het is duidelijk dat het verschil tussen de rijke Chinees en arme Indonesier afgunst veroorzaakt, hetgeen met name in tijden van onrust tot uitdrukking komt en plunderingen (en moorden) tot gevolg heeft. Hierop wordt later uitgebreid teruggekomen.
Er is in het verleden getracht de macht van de Chinees te beperken door Chinese scholen en kranten te verbieden en dat geen Chinese tekens mogen worden gebruikt boven Chinese winkels. Echter, sinds 1998 is daar een einde aankomen en is het regeringsbeleid ten aanzien van de Chinezen gewijzigd en milder geworden. Ook zijn er Chinezen vertegenwoordigd in de Regering. Chinese feestdagen zijn tegenwoordig nationale feestdagen en er zijn Chinese TV-zenders.

Grote bedrijven, aan de buitenkant gezien geleid door Indonesiers, worden op topniveau vaak bestuurd door Chinezen met een Indonesier als stroman.

Indonesie is erachter gekomen dat het niet lukt zonder Chinezen. If you cannot beat them, join them... en spreken nu van Chinese-Indonesiers.

De Chinezen hebben onder de Regering van President Soeharto, behalve hun eigen Chinese naam, een Indonesische naam moeten aannemen. De vrouw van uw schrijver heet in het Chinees: Tan Lie Ling en heeft de Indonesische naam: Sinta Rodi. Haar zuster Lisa heet echter Lisa Rudi door een schrijffout in de Burgelijke Stand. Het blijft lastig al die namen.

Veel Chinezen gebruiken beide namen en vaak nog een alias.

Na de val van President Soeharto in 1998 (waarover later meer) werd ook de pers-sensuur opgeheven, maar sprake van persvrijheid is er niet. Het is dan ook duidelijk te lezen in de Indonesische krant dat geen kwaad woord wordt geschreven over de President en de Regering, terwijl de Engelstalige Jakarta Post de President en het gevoerde beleid wel durft te bekritiseren. Het lijkt wel of ze de Engelse taal niet beheersen en het dus maar gewoon toelaten...

Het merendeel van de Indonesische bevolking, meer dan 90%, is aanhanger van de Islam en daarmee is Indonesie het grootste Islamitische land van de gehele wereld.

Dit gezegd hebbend mag worden gesteld dat hoewel 90% van de bevolking in theorie Islamiet is, een onbekend percentage het alleen in woord is en niet praktizerend is. In een dorp waar iedereen (zegt dat hij...) Islamiet is, val je wel heel hard op als je bijvoorbeeld een kerkganger bent of naar de Chinese Klenteng gaat. Wat is dan niet makkelijker gewoon te stellen dat je ook Islamiet bent; je valt dan niet op in de meute.

Ook niet-gelovigen hebben voor de eenvoud de Islam als godsdienst gekozen.

Deze Indonesische Islam is verder een mild aftreksel van de Islam, zoals het wordt beleden in het Midden Oosten. Minder fanatiek en minder scherpe kantjes. Uiteraard wel Allah en de profeet Mohammed en met een neiging tot de Sunni-groepering. Moslimvrouwen, moslima's, zijn niet verplicht een hoofdbedekking te gebruiken (velen doen dat wel...) en hoewel de Koran het anders stelt, wordt in Indonesia zelden een moslimman met meer dan 1 vrouw waargenomen.

Wel begint om 05:00 de minaret om de Islamieten op te roepen tot het eerste gebed van de dag. Deze oproep wordt tegenwoordig gedaan m.b.v. speakers en versterkers, die zo'n 175 decibel aan geluid produceren.

Totaal wordt er 5 keer per dag naar de Moskee gegaan (wederom in theorie) en 5 keer wordt een luide oproep gedaan vanaf de minaret. Je zal maar naast de moskee/minaret wonen...en die kans is best groot want iedere wijk heet minstens 1 moskee.

Het Hindoeisme van de Balinezen is duidelijk anders dan het Hindoeisme in India. Aangepast door de Balinese cultuur en achtergrond.

Eenzelfde beeld geeft het Indonesische Christendom... Hoewel op zondagen door Christenen (vaak Bataks) naar hun kerk wordt gegaan en driftig en uitbundig wordt gezongen ter ere van Jezus en God, zitten er toch diep verweven animistische restanten in, voortkomend uit de overlevering van hun voorouders, toen het Christendom in Indonesie nog een onbekend fenomeen was.

Het Christendom is naar Indonesie overgebracht en verkondigd door missionarissen uitgezonden door diverse kerkgenootschappen uit Europa. Hervormd, Luthers, Gereformeerd, Katholiek, Protestant, van alle richtingen waren er wel missionarissen, zo ook in het gebied rond Medan en haar achterland.

Vooral bij de Bataks is het Christendom (Hervormd, Protestant en Katholiek) aangeslagen, maar dat ging in de beginfase gepaard met het leven van enkele missionarissen. Ze werden letterlijk in de pot gestopt. Het was voor veel Bataks het eerste kontakt met een blanke en zagen in hem eerder een gevaar dan de 'Brenger van het Woord'. Pater Nomensen heeft het wel overleefd, is de bekendste missionaris in het Batakgebied en zijn naam heeft de geschiedenisboeken gehaald. In Medan is er een universiteit met zijn naam.

Verder is het Indonesische Buddhisme overgoten met een ander sausje dan de traditionele leer in China. In grote lijnen klopt het, maar op punten gewoon aangepast. Een soort geloofsevolutie.

Het Indonesische Buddhisme wordt voornamenlijk beleden door de Chinese gemeenschap en de Chinese tempel (Klenteng) wordt door Chinese mannen en vrouwen trouw bezocht.
Toch zijn er een aantal Chinezen 'overgelopen' naar het Christendom, omdat ze deze religie meer 'trendy' vinden...

Voor Indonesische vrouwen is het leven een mix van het aanhangen van de oude cultuur, waarin vrouwen als tweederangs burgers werden gezien en alleen maar goed waren om te werken en te baren. In deze moderne tijd staat scholing gewoon open voor meisjes en vrouwen, is er meer mondigheid en ontstaan meer en meer verenigingen voor vrouwen, waarin ze geleerd worden hoe om te gaan met anticonceptie, hygiene en sparen, maar ook gewoon lekker met elkaar kletsen, waarbij het onderwerp algauw 'eten' is en recepten driftig onderling uitgewisseld worden.

Ook worden vrouwen benoemd op hoge regeringsposten en zitten in Directies van grote bedrijven.

Gezien de meerderheid van de gemeenschap Islamitisch is en deze godsdienst meer op mannen is gericht dan op vrouwen, zijn de vrouwen minder nederig ten opzichte van de Koran en de moskee dan in andere (Midden Oosten-) landen, waar soms nog steeds meisjes en vrouwen besneden worden en zwarte burka's moeten dragen.

Een vrouw in het huidige Indonesie is een volwaardig mens, haast altijd moeder van velen, vaak ook uit financieel oogpunt een mede-verdiener met een winkeltje aan huis of als hulp in de huishouding (pembantu) bij derden.

In de bataklanden zijn het de vrouwen die het zware veldwerk doen op de sawah's en er niet tegenop zien om manlief een pakslaag te geven als hij de gehele dag heeft zitten niksen of lekker heeft zitten roddelen met andere kerels onder het genot van een bakkie thee en een kruidnagelsigaret, de alom geprezen kretek-sigaret.

Overigens roken Batak-vrouwen regelmatig een sigaretje, hetgeen door de overige Indonesische dames nauwelijks wordt gedaan.

In West Sumatra (de Minangkabauers rond Padang) ligt de erflijn aan de vrouwelijke kant en zijn de mannen in feite alleen maar goed (en noodzakelijk) voor de produktie van kindertjes. De vrouwen regelen alles, ook financieel gezien, zijn eigenaar van landgoed en huizen en de mannen hangen maar een beetje op straat rond, tot de avond en nacht komt....

Veel mannen verlaten om deze reden dit gebied en trekken naar elders.

Scholing in Indonesie is zeker niet op Westers niveau. De kinderen van 4 jaar worden geacht naar de Sekolah Kanak-kanak (kleuterschool) te gaan, gevolgd door de Sekolah Dasar (basisschool). Hierna zou de middelbare- en de hogere school moeten volgen ter voorbereiding van educatie aan een universiteit. Dit lijkt een mooi plaatje en dat is het ook, echter het is niet voor veel kinderen weggelegd dit traject te volgen. Hoewel de 'verplichte' kleuterschool en de basisschool gratis zijn, moeten wel boeken en het schooluniform zelf worden betaald. Ook de kosten voor het vervoer naar school en terug komen voor eigen rekening. Vele ouders kunnen dat financieel niet opbrengen of hebben hun kinderen hard nodig voor het bewerken van hun stukje grond. De controle van de regering hierop is niet of nauwelijks aanwezig. Leerplichtambtenaren zijn hier niet te vinden en de onderwijzers voelen zich niet geroepen om er werk van te maken en laten het gewoon toe.

De kinderen die wel in de luxe positie verkeren basisscholing te volgen, zien zich geconfronteerd met weinig capabele leerkrachten. Daar komt nog bij dat 2 uur scholing per dag, 6 dagen per week niet voldoende is om naar westerse maatstaven van educatie te spreken. De middelbare- en hogere school (SMP en SMA) zijn nog duurder, gezien er schoolgeld moet worden betaald en nog maar niet te spreken over een universitaire opleiding. Deze opleidingen zijn alleen te bekostigen door ouders die goed bij kas zitten. Vaak sturen deze rijke ouders hun kinderen naar buitenlandse universiteiten, zoals in Singapore, Australie, de USA en naar Europa, omdat een in het buitenland verdiende titel in hoger aanzien staat dan een titel 'verkregen' in Indonesie. Ook hier steekt corruptie de kop om de deur, want met geld is alles te koop....

Rond april wordt in heel Indonesie het nationale examen afgenomen voor middelbare- en hogere scholen. Pikant hieraan is dat de antwoorden op de vragen van het examen voor een handje Rupiah te verkrijgen zijn bij personen die daar in 'handelen'.
Het is dus niet verbazingwekkend dat een hoog percentage 'geslaagd' wordt gehaald...

Door het gigantische bevolkingsaantal is de natuur teruggedrongen, hetgeen we al lazen bij de ontbossing van Indonesie.
Maar niet alleen de bossen worden omgehakt, het gaat ook ten koste van flora en fauna. Hoewel er nog steeds nieuwe soorten planten, vissen en insekten worden ontdekt, met name op Papua, zijn er al vele soorten uitgestorven.

Eens een paradijs voor olifanten, tijgers, krokodillen, neushoorns, orang-hutan (nog 7300 stuks op Sumatra) en luipaarden, nu zo uitgedund dat alleen de tijger nog in het wild voorkomt op Sumatra en dit zal niet lang meer duren.

Omdat zijn leefgebied zo verkleind is, is er gebrek aan natuurlijke prooidieren, hetgeen gepaard gaat met honger. Dus gaan deze grote katten op zoek naar eten in de kampong en daar willen ze zich nog wel eens vergrijpen aan een ronddolend kleutertje.
Een klopjacht op die tijger is het logische gevolg en het doek valt voor weer een schitterend beest.

De overig genoemde dieren zijn alleen nog te vinden in nationale parken en reservaten. Deze gebieden liggen allemaal ver weg van de bewoonde wereld en zijn voor touristen afgesloten. En dat is maar goed ook, want waar een mens niet bij kan komen, kan hij ook niet verwoesten. Veel van deze parken krijgen regeringssubsidie en subsidie van organisaties als het Werld Natuurfonds. Over illegaal jagen in deze parken is niets bekend en laten we hopen dat dat niet gebeurt.

Huisdieren zijn de laatste jaren wel fors in aantal toegenomen en waar vroeger honden slechts in een kooi werden gehouden als waakhond, is er een tendens om honden en katten als gezelschapsdier te houden. Ook het aantal 'petshops' is flink toegenomen en zijn er goede dierenartsen, die in het buitenland zijn opgeleid.

Ook hier is dit een aangelegenheid voor de toplaag van de bevolking, want alleen deze laag kan zich de kosten veroorloven die gerelateerd zijn aan het houden van een huisdier.

Het merendeel van de bevolking is dus niet gewend aan huisdieren en zijn er vaak bang voor. De Islam verbiedt haar mensen in aanraking te komen met de tong en speeksel van honden. Aaien mag wel van Allah, maar likken is uit den boze.

Kunst is voor alle Indonesiers een belangrijk facet van het leven. De Balinees, die op de sawah werkt, komt thuis en legt zich toe op het vervaardigen van houtsnijwerk of het schilderen van schilderijen. Het maken van Batik is een kunst op zich.

De mensen in midden Java zijn in hun vrije tijd meesters in het smeden van zilver of spelen mee in een gamelan orkest of dansen een heldenepos, bijvoorbeeld de Ramayana of de Mahabharata.

Een andere kunstvorm is de uitvoering van een schaduwpoppen voorstelling (wayang kulit -> kulit=huid). De poppenspeler zit achter een wit laken en voor een aantal olielampen en speelt met de poppen voor de verzamelde menigte die aan de andere kant van het witte doek de schaduwen van de poppen ziet. De leren poppen zijn ingekerfd met een mes zodat allerlei details ontstaan voor de kijkers en luisteraars. De poppenspeler (Dalang) vertelt een heldenepos en met een steeds andere stem, behorend bij die speciale pop, zet hij de karakters neer en maakt er een kompleet toneelstuk van. De Dalang gebruikt soms meer dan 40 verschillende poppen en dus 40 verschillende stemmen.

Ook verweeft de Dalang actuele politieke zaken door zijn verhaal, hetgeen erg knap is.
Een voorstelling kan soms wel 7 uur duren zonder 1 seconde pauze aan de kant van de Dalang. Voor de toeschouwers (soms meer dan 50) ligt dat anders en het varieert van lekker nasi goreng happen onder het kijken of gewoon lekker een uurtje slapen tijdens de voorstelling.

Maar niet alleen de meer traditionele kunstvormen zijn aan de orde in Indonesie van vandaag, ook disco's rijzen de pan uit en er wordt, jammergenoeg, vaak drugs gebruikt in deze instellingen.

Onschuldiger is het feit dat een Indonesier thuis ALTIJD de TV heeft aanstaan en al kijkt niemand, de TV blijft gewoon aan. TV-programma's zijn overigens doorspekt met reklame en zijn niet altijd even educatief. Films zijn per definitie karate- of vechtfilms met veel geweld en het nieuws is niet objectief.

Muziekkanalen zijn er in verscheidenheid en zijn gevuld met harde, schreeuwerige Indo-rock en daar moet een gevoelig oor even aan wennen. Voor Indonesiers is echter alles prachtig als het maar gepaard gaat met veel herrie.

"Goede tijden, slechte tijden" wordt hier (nog) niet vertoond, dat is weer het goede nieuws.

In de wat grotere steden zijn er bioscopen met tot voorkort veel Westerse films. Echter, door het niet (voldoende) betalen van belastingen op de import van deze films, heeft Hollywood voorlopig de kraan dichtgedraaid en moeten de Indonesiers hun heil zoeken in illegaal gekopieerde DVD's, die op iedere hoek van de straat te vinden zijn en ongeveer 40 eurocenten kosten. Ook het downloaden van films wordt gedaan door diegenen die zich een snelle internetverbinding kunnen veroorloven en dat zijn er niet veel.

Muziek zelf maken is heel gewoon in Indonesie en al zingend jezelf begeleiden op de gitaar is heel populair, maar karaoke is echt het toppunt van plezier of van ellende, afhankelijk van wie tracht te zingen.

Een andere vrijetijdsbesteding is gewoon op de hoek van de straat in een stalletje (warung) zitten en koffie drinken met vrienden en kennissen. Hier worden zaken besproken zoals politiek, sport, dagelijkse (geld-)problemen en roddeltjes.

Een toerist of een blanke bewoner van dit land die erbij komt zitten is de ultieme attractie van de dag. De meest, in Westerse oren, krankzinnige vragen worden op je afgevuurd, zoals "ben je al getrouwd?", "heb je je motorfiets cash betaalt of is er een lening op afgesloten?" en omdat je blank bent en dus rijk "hoe rijk ben je?" en "waar komt je geld vandaan?".

Op een markt sprak uw schrijver eens met een Batakse vrouw (Christen) en een Indonesische man (Islamiet) en zij vroegen hem wat voor soort werk hij deed. "Ik werk niet", antwoordde hij. "Waar komt dan je geld vandaan om te leven?". Hij antwoordde met zijn duim omhoog wijzend, kijkend naar de vrouw "van Jezus !" en naar de man kijkend "van Allah !".

In hun ogen was het onbegrip duidelijk te lezen en ze moeten hebben gedacht, het zijn toch vreemde wezens, die blanken...

Sport is een ander fenomeen waar iedereen mee bezig is. Of je speelt badminton of je speelt voetbal of je bent bezig met fitness (om af te vallen ?). Vooral praten en lezen over sport is DE nationale bezigheid en ook kent Indonesie 260 miljoen voetbalcoaches als het Nationale Team moet voetballen. Ook internationaal voetbal wordt breed uitgemeten in de kranten en iedere dag staan 2 pagina's vol met nieuwtjes over Engels-, Nederlands-, Duits-, Italiaans-, Spaans- en Frans-voetbal.

Iedereen kent Van Nistelrooy (Rutje wordt hij hier genoemd), Sneyder, Van der Sar, Van Persie, maar ook Cruyff, Gullit en meer namen uit de voetballende antiekwinkel.

Indonesisch badminton is op wereldniveau en deze mannen en vrouwen zijn topatleten, razendsnel met een perfecte beheersing van lichaam en geest. Ook in de Pencak Silat, een Indonesische vorm van karate, komt deze beheersing in ruime mate om de hoek kijken.
Van alle sporten is er echter 1 sport, belangrijker dan alle andere sporten samen en wordt beoefend door haast iedere Indonesier en Indonesische Chinees (vooral deze...) en dat is illegaal GOKKEN !!! Uiteraard geen sport, maar gewoon een ernstige ziekte die niet te genezen is en voor veel ellende zorgt binnen de families.

Corruptie, gokken en drugs lijken 3 hoekstenen van de maatschappij te zijn...

De vierde hoeksteen is echter wel positief te noemen en dat is het fenomeen eten en drinken.

Indonesie staat wereldwijd bekend om haar cuisine en dat komt omdat er niet 1 keuken is, maar een heleboel met grote afwisseling. De diverse koloniale overheersers met hun specifieke kokerij hebben daar natuurlijk ook toe bijgedragen.

Hoewel eten al een feest op zich is in Indonesie, wordt er pas echt goed 'uitgepakt' als er feestelijkheden te vieren zijn. Het lijkt wel een excuus om nog uitgebreider te koken. Iedere gelegenheid wordt aangepakt: geboortes, verjaardagen, schoolfeestjes, verhuizingen, religieuse feestdagen, reunies, oudjaar, nieuwjaar, sociale bijeenkomsten, besnijdenissen van een jongen en dan nog eens de gewone onderling afgelegde bezoekjes....altijd maar ETEN.

Het middelpunt van al dit eten is gekookte witte (bij feesten gele-) rijst. Witte rijst heet nasi putih.

Het zal dan ook niemand verbazen als er melding wordt gemaakt van een totaal verbruik op jaarbasis is 35 miljoen ton rijst.
Ook het verbruik van rode of groene cabeh, de kleine 'spaanse' pepertjes is enorm en wordt of rauw gegeten of tot sambal verwerkt.
Nasi putih met sambal is dus de basis. Als bijgerecht is er vis, vlees, garnalen, tempeh, gado-gado, kroepoek, ei, veel verschillende vruchten, tofu en nog veel meer.

Al deze bijgerechten worden per regio anders klaargemaakt. Vaak gebakken, soms gestoomd of gefrituurd en soms rauw.
Tijdens de bereiding word veel gebruik gemaakt van een kruidenmix, bumbu, bestaande uit kokosnootmelk, soya saus, pinda's, rietsuiker en diverse exotische kruiden.

Voor de niet-kenner is de kruidenwereld van Indonesie een kompleet universum en pas na veel proeven, proberen en vooral vragen krijgt men inzicht in deze materie.

Normaal wordt er 3 maal per dag rijst gegeten met wat bijgerechten. 's-Middags en 's-avonds witte rijst en als ontbijt nasi goreng (gebakken rijst) met de restjes van de vorige dag meegebakken en soms een gebakken ei.

Op Java is de Indonesische keuken wat aan de zoetige kant en wordt veel gebruik gemaakt van Gula Jawa (Javaanse suiker), terwijl op Sumatra het eten vele malen scherper wordt klaargemaakt.

Hoofdstad Jakarta op Java staat niet bekend om zijn lekkere eten, vanwege de zoete Sundaneese invloed op de bereiding. Medan op Noord Sumatra staat wel bekend om haar lekkere eten met veel Chinese invloeden. Het blijft een kwestie dat smaken verschillen.
Van belang is om te weten wie wat wel en wie wat niet mag eten. Islamieten lopen met een boog om varkensvlees heen en vinden een varken onkuis, terwijl Buddhisten geen rundvlees mogen eten (wederom in theorie...).

Balinezen zijn hindoe en mogen wel varken eten, rundvlees liever niet...

Kip en geitenvlees mag iedereen eten, zo ook eieren, vis en groenten. Een lekker varkenssateetje zal je dus niet kunnen vinden bij een echt Indonesisch kraampje en je zal op zoek moeten naar een Chinees (of Balinees). Kipsate is natuurlijk overal verkrijgbaar en sate udang (garnalen sate) is, net als sate kambing (geitensate) razend populair.

Het alcoholische drankverbruik in Indonesie ligt heel laag vanwege 2 redenen. De Islamieten mogen geen alcohol drinken van Allah en de prijzen liggen buiten het bereik van de gemiddelde bewoner. Ook hierop zijn uitzonderingen, waarbij een 'Islamiet' zich eens lekker vergrijpt aan een fles bier, maar dan in de privacy van zijn huis en zeker niet publiekelijk.

Het huis tegenover de schrijver is bewoond door een aantal Islamitische heren uit Java. Op een dag toen het huisvuil werd opgehaald stond uw schrijver voor het raam en zag dat de vuilnisophalers uit de afvalemmer een lege fles Johnny Walker Black label haalden. Toen Allah even niet keek, hadden deze Islamieten dus van de whisky gesnoept.

Het alcoholverbruik komt dus grotendeels voor rekening van de Chinezen, de Bataks en de Hindoes, maar vooral de Chinezen hebben het geld om zich deze zonde te veroorloven. Ook de expats, buitenlanders werkzaam in Indonesie en een handje vol gepensioneerde blanken helpen de brouwerijen aan hun omzet.

Niet-alcoholische drankjes zijn bij de 'normale' bewoners populair, als het maar heel zoet is en een felle kleur heeft door smaakstoffen. Teh-pahit-dinging (thee zonder suiker en met ijsblokjes) is goed te drinken en lest de dorst beter dan de zoete alternatieven. Klappermelk van jonge kokosnoten wordt veel gedronken en ook het vocht van uitgeperst suikerriet (air tebuh) vindt zijn weg naar droge en dorstige kelen.

Koffie is relatief duur en wordt gedronken met veel te veel suiker, als 'kopi-tubruk', waarbij de gemalen drab op de bodem achterblijft. Een Indonesische vorm van de vroegere Nederlandse keteltjes-koffie.

IJsdrankjes, al dan niet met diverse soorten vruchten doen het goed en zijn verfrissend in dit warme klimaat.

Kraanwater is zonder 10 minuten gekookt te zijn niet te drinken (noodgeval daargelaten), maar er is AQUA en dat is bronwater en voor de mens gezond en zuiver.

Het wordt verkocht in flessen van 1/2-, 1 1/2- en 19 liter. Zo'n tank van 19 liter wordt hier 'een gallon' genoemd, terwijl er 5 gallon inzit. Nou ja...

Er is tegenwoordig een alternatief op drinkwatergebied en dat is ISI ULANG (hervulling). Dit water is gewoon kraanwater, maar wordt gefilterd en daarna behandeld met ozon-straling om alle vieze beestjes om zeep te helpen. Een hervulling van zo'n 19 liter gallon kost slechts 25% van de prijs van AQUA, dus wordt het veel verkocht.

Transportatie (transportasi) in Indonesia is gezien de omvang van het land van groot belang. De nationale vliegmaatschappij Garuda vliegt naar alle hoeken en gaten binnen en buiten de archipel. Er is veel concurentie in de vliegerij en prijsvechters proberen Garuda naar het leven te staan. Maatschappijen als Lion Air, Batavia Air, Sriwijaya Air, FireFly en Air Asia zijn veel goedkoper dan Garuda, maar hebben het imago te bezuinigen op onderhoud van hun vloot. Het is dus een keuze tussen of de beurs te trekken voor een duur Garuda-ticket of het risico nemen spontaan uit de lucht te vallen, hetgeen natuurlijk ook met een Garuda-toestel kan gebeuren.
Binnen dit rijk zijn er veel scheepvaartmaatschappijen die regelmatige verbindingen onderhouden tussen de eilanden. Vaak voor vracht, dus cargo, maar ook voor personenvervoer, maar minder populair gezien de afstanden en de reisduur. Verder zijn vliegtickets vaak vele malen goedkoper dan een kaartje voor de boot.

Treinverbindingen zijn er wel, maar niet te vergelijken met Europa. Veel van de infrastructuur van de spoorwegen stamt nog uit de Nederlandse tijd en wordt onvoldoende onderhouden. Vaak zijn de treinen verdeeld in verschillende klassen, zoals Economy, Business class, Executive Class. Indien er op een traject een Executive Class-trein rijdt, is deze voorzien van airconditioning zonder garantie dat deze airco het ook echt doet. De goedkopere classes zijn vaak overvol, hebben misschien een ventilator, maar geven wel een fraai beeld van de bevolking op reis met de trein. Gratis meeliften, zeg maar zwartrijden, is een bekend fenomeen en ook daar wordt niet tegen opgetreden. De kaartjesknipper is te druk met andere dingen, zoals lekker van het leven genieten onder het genot van een vers kreteksigaretje.

Het overige openbaar vervoer wordt verzorgd door Bemo's, Sudako's en Angkot's. Dit zijn vaak tjokvolle busjes zonder vaste haltes. Handopsteken is voldoende op zo'n busje te laten stoppen en als je eruit wilt, gewoon hard roepen. Ze hebben allemaal een nummer en een vast traject. Voor een tourist is het geen haalbare kaart hier gebruik van te maken, het vergt een studie om te weten welk nummer, waar naar toe gaat. Voor lokale mensen is het een prima systeem omdat het niet veel kost. Voor een paar dubbeltjes kan je heel wat kilometers meerijden. Afrekenen doe je bij de chauffeur. Deze chauffeurs hebben allemaal dezelfde rijstijl met kamikaze trekjes, konstant toeteren en ze rijden stuk voor stuk als beesten. Echte verkeersratten die er niet tegenop zien je af te snijden, de weg te blokkeren voor het instappen van een passagier en munten uit in a-sociaal weggedrag. Spookrijden is meer regel dan uitzondering. Voor hen is het echter heel normaal...

Een iets duurdere variant is de Becak. Dit is een motorfiets een soort zijspan. Dit karretje is links aan de motorfiets gelast en kan maximaal 2 europianen vervoeren. Hier gelden andere normen en meer dan 6 lokale passagiers is geen uitzondering. Ook worden becaks gebruikt voor het vervoer van allerhande zaken, zoals balen rijst, geiten, bouwmateriaal, koelkasten, etc. Ook bij een becak geldt, je hand opsteken en de becak-rijder stopt. Voordat je instapt vertellen waar je naar toe wilt en dan noemt de berijder een prijs. Uiteraard is deze prijs veel te hoog en dan is het tijd om af te dingen. Pas als beide partijen tevreden zijn over het afgesproken bedrag wordt er ingestapt en naar de plaats van bestemming gereden.

Het prive-vervoer wordt gedaan met auto's en met motorfietsen/scooters. Auto's is de dure variant en niet voor iedereen weggelegd, motorfietsen echter zijn er in (te) grote mate. Mede door het soepele leenbeleid van de banken ligt een bromfiets binnen ieders bereik. 99% van de bromfietsen zijn aangeschaft met geleend geld waar grif 20% rente voor wordt gerekend door de bank (niet aftrekbaar van de Belastingen). Stuk voor stuk rijden de berijders van deze bromfietsen als idioten en van verkeersregels hebben ze al helemaal nooit gehoord. Ook spookrijden met bromfietsen is heel normaal in het verkeersbeeld.

Het rijbewijs voor een bromfiets wordt gewoon gekocht en van lessen of examen is hier geen sprake. Hoewel je de mensen dit rijgedrag kwalijk neemt, is de oorzaak natuurlijk het falende, corrupte systeem en de afwezige controle er op.

Uw opmerking zou kunnen zijn, 'waar is dan de politie als toezichthouder ?'. De verkeerspolitie bekeurt alleen voor het rijden zonder helm en als door rood wordt gereden. Van bekeuren is eigenlijk geen sprake, want ook nu is het afdingen op de door oom-agent genoemde geldboete. Dit politiegedrag wordt "cari uang makan" genoemd en het betekent: het zoeken van geld om te eten. Hoewel dit gedrag van de politie natuurlijk schandalig en te veroordelen is, moet aan de andere kant gekeken worden naar het krankzinnig lage salarisje van de goede man. Ook hij heeft een vrouw en vaak veel kindertjes.....

Van fietsen wordt niet veel gebruik van gemaakt, maar de roep om fietspaden in Jakarta wordt steeds groter. In Jakarta is het aantal files zo groot dat het uren duurt om met een auto een paar kilometers te maken. Lopen, maar zeker fietsen zou dus de oplossing kunnen worden voor deze overbevolkte hoofdstad en in de toekomst voor Medan. Voorlopig alleen maar praten, praten en praten en vervolgens niets doen.

Bovenop deze verkeerschaos moet verder nog rekening worden gehouden met de staat van het wegdek. Grote gaten, soms hele putten in het asfalt dragen bij tot een puinhoop, want iedereen probeert deze gaten te omzeilen met gevaar voor eigen en andermans leven.
Je zou natuurlijk als lokale overheid kunnen overwegen deze putten op te vullen met nieuw asfalt, maar dat is iets te veel gevraagd. Overigens is de kwaliteit van het gebruikte asfalt slecht en er wordt een verkeerde mengverhouding gebruikt om het zo goedkoop mogelijk te houden. Het resultaat is er naar...

Tijdens regen en storm vallen ook regelmatig grote reclameborden om of waaien gewoon weg. We praten dan over borden van 15 x 5 meter en als zo'n reclamebord terecht komt op auto's en motorfietsen vallen er gewoon diverse doden.

De lokale overheid is schoorvoetend begonnen deze gigantische borden te verwijderen uit veiligheidsoverwegingen, maar dat betekent ook minder inkomsten uit reclamegelden voor de stad. Vandaar 'schoorvoetend'...

Nog even een regeltje over een prettig gespreksonderwerp en ook in kranten en andere media uitgebreid beschreven en ehandeld.
"Mati Lampu" (lamp is dood) is de kreet voor stroomonderbreking en de leverancier is Staatsmaatschappij PLN. Perusahaan Listrik Negara is het verantwoordelijke orgaan voor de electriciteitsvoorziening en het dagelijks verstoren van dezelfde electriciteitsvoorziening.

Soms duurt het 5 minuten, soms is het 5 uur of meer. In Westerse ogen, totaal onacceptabel; in Indonesie een geaccepteerd fenomeen, praat er wel iedereen over, maar niemand lijkt zich er echt druk over te maken.

Dagelijks biedt PLN haar excuses aan als vaste kolom in de krant en geeft een aantal redenen op voor het veelvuldig uitvallen.
Vernieuwingen van transformatoren, gebrek aan capaciteit en het soms stormachtige weer met hoosbuien krijgen beurtelings de schuld, maar het ligt natuurlijk nooit aan de immer falende infrastructuur van het electrische net, waarvoor de PLN verantwoordelijk is.
Als het dus weer eens Mati Lampu is, starten de bewoners, die in die luxe situatie verkeren er een te hebben, hun motorgenerator (hier GenSet genoemd) op. Deze GenSets varieren in capaciteit van kleine 2000 Watt machines tot grote dieselgeneratoren met wel 20.000 Watt. Een herrie van jewelste en nog maar niet te spreken over het brandgevaar en luchtverontreiniging.

Maar, de PLN belooft immers beterschap en dat is voldoende voor het meer dan tolerante en van Overheidswege dom gehouden volk.
Droevig...!

HOOFDSTUK II

DE GESCHIEDENIS VAN INDONESIE

Er zijn op Java sporen gevonden die erop wijzen dat 1 miljoen jaar geleden dit eiland werd bewoond door de zg. Java-man.
Echter, de meer heldere geschiedenis begon omstreeks 4000 BD (voor Christus) toen een immigratie op gang kwam vanuit buurland Malaysie naar Indonesie. De eeuwen die volgden stichtten deze nieuwe bewoners kleine dorpjes en waren zij de ontwerpers van bevloeibare rijstvelden (sawah's) en werd er aktief aan kunst gedaan. Beeldhouwwerk en houtsnijwerk begonnen vormen aan te nemen die nog terug te vinden zijn in de hedendaagse kunstuiting van dit land.

Het geloof in die tijd was het animisme, een geloof van voorouderverering en waarbij geloofd wordt dat alle voorwerpen en bomen een ziel hebben.

Rond de jaartelling ontstonden kleine koninkrijkjes op Java met hun eigen vorsten.

Deze vorsten waren regelmatig gastheer voor Indiase Hindoe Brahman priesters door de handel die ontstond op de vaarroutes tussen China en India. De ligging van Indonesie, ruwweg tussen China en India, was hiervoor heel gunstig en strategisch.

Een andere invloed van deze Brahmaanse priesters uit India was de introductie van het Hindoeisme in Indonesia.
Door de handelskontakten met China werd ook het Buddhisme overgebracht en vaak werden deze 2 los van elkaar staande geloven verweven met elkaar.

Voorbeeld hiervan is het ooit belangrijke Hindoe-Buddha Koninkrijk Sriwijaya op Sumatra.

De naam Sriwijaya is nu de naam van een der vele luchtvaartmaatschappijen van Indonesia.

Ook de Buddhistische Sailendra Dynastie en de Hindoeistische Mataram groeiden gestaag op Java en lieten rond het jaar 800 hun sporen na in kunstwerken als de Borobudur, een Buddhistisch bouwwerk in de buurt van Jokyakarta en het Hindoeistische tempelkomplex de Prambanan, ten westen van de Borobudur.

Enkele eeuwen later doet de Islam zijn intrede in Noord Sumatra en het zijn de Arabische handelaren die hier verantwoordelijk voor zijn geweest. Deze handelaren waren uiteraard aanhangers van de Islam en dit geloof spreidde zich relatief snel uit in oostenlijke richting en volgde de opgang gekomen kruidenhandel. Zoals in Hoofdstuk I al beschreven, was deze vorm van de Islam een mix van dit geloof met Animisme en doorspekt met Hindoe- en Buddha-trekjes; duidelijk anders dan de Islam van het Midden OOsten.
De invloed van de Islam werd zo groot dat het Majapahit Koninkrijk (+- jaar 1300 - 1500), zich uitstrekkende over de gehele archipel met internationale relaties en connecties, tot val kwam door de oprukkende Islam.

Alleen op Bali werd deze vloedstroom gestopt en tot op heden is Bali nog steeds een Hindoeistisch bolwerk.

De eerste Europianen die rond het jaar 1520 voet zetten op Indonesische bodem waren de Portugezen, hiertoe aangetrokken door geruchten over kruidenhandel en dus geld.

Maar niet alleen de Portugezen hadden een neusje voor kruiden en geld, er lag een andere belangrijke zeevarende handelsnatie op de loer om een graantje mee te pikken, zo mogelijk al het graan zelf te bemachtigen en de concurrent eventueel met geweld naar huis te meppen.

Ik stel u voor aan uzelf: dit waren de Nederlanders...

Het begin van deze operatie was niet een echt topsucces.

In 1596 voerde Cornelius de Houtman uit met een vloot van 4 schepen richting Indonesie, hij kwam terug met slechts 3 schepen met kruiden, terwijl hij de helft van zijn bemanning had verloren en nog even op Java een Prins had vermoord.

In Nederland werd dit toch beschouwd als een succesvolle missie en de Nederlandse Regering besloot een aantal zeevarende handelscompagnieen samen te smelten tot 1 grote "Vereenigde Oost-Indische Compagnie", de in 1602 opgerichte V.O.C.

Aangezien de V.O.C. het moest gaan maken in de Oost en daartoe de vrije hand moest hebben om van vijanden, vrienden te maken of ze maar af te maken als dat niet lukte, werd de V.O.C. uitgerust met een eigen leger en vormde het in feite een Staat binnen een Staat. Voor een aantel concurrenten, waaronder Portugal en Spanje, werd de V.O.C. dus een nachtmerrie, maar ook de Engelsen werden er de dupe van toen in 1610 de V.O.C. zichzelf permissie gaf een aantal opslapplaatsen en pakhuizen te bouwen in het huidige Jakarta en de Engelsen met geweld werden verdreven.

Overigens zijn deze pakhuizen nog steeds te bewonderen in de haven van Sunda Kelapa.

Tevens werd voor de duidelijkheid de naam Jakarta (Jayakarta toen) gewijzigd in Batavia en de grondlegger van dit Batavia was Jan Pieterszoon Coen. De heer Coen was een daadkrachtige man en schuwde geen geweld.

De V.O.C. verkreeg meer en meer handelsrechten, waaronder die van nootmuskaat en kruidnagelen, maar ook via lokale heersers lukte het de V.O.C. havenrechten en landconsessies te verwerven.

Van Handelsmaatschappij ging de V.O.C. langzaam over tot koloniale overheerser en werden de met elkaar in onmin levende koninkrijkjes weggewalst door de harde militaire tak van de V.O.C., bestaande uit 1000 Nederlanderse en 2000 in Azie gerekruteerde en in Indonesie bewapende soldaten.

Dat betekende evenwel niet dat het Nederlands Gezag zich ook daadwerkelijk vestigde op elk van de duizenden eilanden van de Indische archipel, die zich uitstrekte over een gebied dat, op de Europesche kaart geprojecteerd, liep van bewesten Ierland tot voorbij de Kaspische Zee en van midden-Italie tot diep in Polen. Het Gezag bleef beperkt tot die gebieden waar iets te halen viel !

De economie van Nederland en met name die van Amsterdam floreerde als nooit tevoren door de handel in specerijen uit de Oost en deze periode wordt in de Nederlandse Vaderlandse Geschiedenis "De Gouden Eeuw" genoemd.

Echter aan alles komt een einde en na de Nederlands-Engelse Oorlog in 1780 werd het kruiden-monopoly doorbroken door het Verdrag van Parijs, die vrije handel afdwong van Nederland en dus van de V.O.C.

Hierdoor en door wanbeleid, smokkel en illegale handel van de eigen dienaren van de V.O.C., door de hoge kosten van de oorlog en door de kosten verbonden aan de handhaving van overzeesche landgoederen is uiteindelijk in 1799 het doek gevallen voor de V.O.C.
Maar de kolonie Nederlandsch Oost-Indie was al ruim hiervoor geboren.

In 1811 werd Nederland bezet door onze franse vriend Napoleon Bonaparte en Engeland maakte van deze gelegenheid gebruik om delen van Oost-Indie te bezetten, waaronder een groot deel van Java. De heer Stamford Raffles was namens Engeland de gezagsdrager in deze door Engeland bezette gebieden.

In 1816 kreeg Nederland een groot deel van haar gezag in de kolonie terug middels een gesloten verdrag met Engeland, waarbij o.a. Nederland de provincie Bengkulu op Sumatra terugkreeg in ruil voor Malay, het huidige Malaysie...

De bevolking was niet blij met deze regeling gezien zij zich nu geconfronteerd voelde met 2 Europese overheersers en vocht een aantal bloedige oorlogen om zich van dit juk te bevrijdden. De Paderi Oorlog op Sumatra van 1821 tot 1838 en de Java Oorlog van 1825 tot 1830 zijn de langsten en welbekendsten.

Het waren echter niet alleen oorlogen tegen de overheersers, ook intern was er verdeeldheid, waarbij de Javaanse adel op de hand was van de rebellen of vrijheidsstrijders, terwijl de Sultans van de Kratons van Solo (Surakarta) en van Jokyakarta hun loyaliteit betuigden aan vooral de Nederlandse overheerser. Geld en macht speelde daarbij een grote rol.

Dat de gevoerde oorlogen bloedig waren bewijst het feit dat toen de 5-jaar durende Java Oorlog eindigde, dit ook het einde was van 8.000 europeanen, 7.000 KNIL-soldaten en minimaal 200.000 lokale Indonesiers.

KNIL-soldaten waren inlandse soldaten van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger, die de zijde van Nederland hadden gekozen
en werden hiervoor met harde duiten beloond. Veel KNIL-personeel werd geworven op de Molukken, waarbij hen 'op termijn' een vrije republiek werd beloofd, zijnde de Republik Maluku Selatan (R.M.S.) ofwel de Republiek der Zuid Molukken.

Hierover later meer.

Dat het in Nederland door al dit oorlogsgeweld financieel niet goed ging zal duidelijk zijn, want de kolonie kostte op deze manier meer geld dan dat het opbracht en de Staat der Nederlanden dreigde zelfs bankroet te gaan.

De Kolonie moest en zou geld opbrengen, via welke middelen dan ook...

Dit was ongeveer de opdracht die de nieuwe Gouverneur-Generaal Johannes van den Bosch rond 1830 meekreeg van de Nederlandse Regering.

De keuze om Van den Bosch naar Oost-Indie te sturen was geen toeval, want deze man had al veel ervaring met slavenarbeid in West-Indie en schuwde niet deze ervaring voor Oost-Indie te gebruiken.

Hij bedacht voor ons Indie een plan, genaamd "Het Cultuurstelsel" en voerde dit in.

Dit Cultuurstelsel hield in dat er 2 opties waren.

Optie 1:
Voor boeren met eigen grond gold dat zij verplicht werden om 20% van hun grond te beplanten met gewassen, zoals de Nederlandse Gouverneur-Generaal (G.G.) dit dicteerde. Dit waren kinine, peper, suiker, rubber, thee, koffie en later palmolie. Deze, in Europa veelgevraagde producten, werden naar Nederland verscheept en aldaar voor veel geld verhandeld.

Optie 2:
Voor boeren zonder eigen land gold dat ze 2 maanden per jaar gratis moesten werken op plantages waarvan het Gouvernement eigenaar was. Haast heel Java was een Nederlandse plantage die 'gratis' bewerkt werd, ten koste van de boerenbevolking die in feite gewoon slaaf was.

De bij optie 1 gedicteerde gewassen op 20% van de grond van deze boeren betekende voor hen dat er 20% minder rijst kon worden verbouwd, met hongersnood als gevolg. De bij optie 2 genoemde 2 maanden slavenarbeid voor de G.G. betekende dat er in deze periode geen inkomen was, wederom met hongersnood als gevolg.

Geen geld om eten te kopen, terwijl er geen eten was, was de optelsom van twee kwaden.

De grote rijkdom die naar Nederland vloeide ging dus over de rug van de kleine, gewone Inlander en met dit geld verrezen er deftige herenhuizen in Nederlandse grote steden en er werd de infrastuctuur van o.a. de Nederlandse Spoorwegen van bekostigd.
Dit feit wordt in het Boek der Vaderlandsche Geschiedenis verzwegen.

Langzamerhand begon Nederland te beseffen dat deze vorm van uitbuiting in Indie zo niet meer kon en menselijkerwijs onverantwoord was.

Rond de eeuwwisseling (1900) werd de zogenaamde "Ethisch Periode" ingeluid en het Cultuurstelsel werd uitgefaseerd.

Meer geld werd vrijgemaakt voor de gezondheidszorg, schooling en schoon drinkwater. Transmigratie werd ingevoerd om overbevolkte gebieden van Java te laten uitstromen naar minder bevolkte gebieden.

De steden groeiden snel, wegen werden geasfalteerd en trams, taxi's, auto's en motoren gingen het straatbeeld bepalen.
Plannen werden ontwikkeld ten aanzien van industrialisatie, verbetering van de landbouw en een betere communicatie.
De radio deed zijn intrede en als een tegenpool van de KLM ging in Indie de Koninklijke Nederlandsch Indische Luchtvaartmaatschappij (KNILM) het vervoer door de lucht verzorgen, voor passagiers en voor luchtpost.

Ook werd op lager niveau minder controle uitgevoerd door het Gouvernement en werd een deel van de controle overgedragen aan lokale Regenten, die evenwel op hun beurt verantwoordelijkheid verschuldigd waren aan de blanke (Assistent-) Resident, rapporterend aan de Minister van Kolonien.

Meer hierover in het boek "Max Havelaar" van Multaluli (Eduard Douwes Dekker).

Allemaal mooie en goedbedoelde schijnbewegingen, maar verre van voldoende geld werd vrijgemaakt om dit echt kracht bij te zetten. Zorg en educatie bleven mijlenver achterlopen. In 1930 telde Nederlands-Indie ruim 60 miljoen inwoners (met een zeer kleine blanke minderheid) en daarvan kreeg slechts 8% van de schoolgerechtigden daadwerkelijk een opleiding.

Hoewel ze te weinig opleiding kregen, toch ontwikkelden zich de kinderen van de hogere Indonesische klasse en maakten ze kennis met zaken als vrijheid en democratie. Ook binnen Islamitische bewegingen begonnen zich ideen te ontwikkelen v.w.b. Indonesisch Nationalisme, resulterend in nationalistische bewegingen en politieke stromingen, later partijen.

In 1920 werd de Communistische partij Indonesie (PKI) opgericht en een zestal jaren later probeerde de PKI een soort machtsovername op Sumatra en Java. Dit werd evenwel door Nederland niet getolereerd en deze actie werd met harde hand neergeslagen. Duizenden PKI-aanhangers werden gearresteerd en/of verbannen. Verbannelingen werden veelal verscheept naar het moerasachtige gebied van zuid-oostenlijk Papua, stroomopwaarts de rivier Boven Digul, richting Tana Merah. Dit gebied was zo afgelegen dat er geen omheining hoefde te worden geplaatst, aangezien de krokodillen in de aangrenzende rivieren 'de wacht' hielden en zo iedere vorm van ontsnapping onmogelijk maakten.

Ondanks het machtsvertoon van Nederland tegen de PKI waren de Nationalistische Bewegingen niet meer te stoppen en werd door een Jeugdorganisatie in 1928 "1 identiteit: Indonesier - 1 land: Indonesie - 1 taal: Bahasa Indonesie" geproclameerd.

Een jaar later was Soekarno de grondlegger van de PNI, de Nationalistische Partij Indonesie, naar later bleek de partij te zijn die de weg naar onafhankelijkheid vrijmaakte.

Soekarno was Ingenieur, afgestudeerd aan de ITB in Bandung (Institut Teknologi Bandung en het broertje van de Delftse TU) en tevens opgeleid in Europa. Beinvloed door dit laatste werd hij de grondlegger van de nationalistische idealogie.

De Minister van Kolonien was uiteraard geen vriend van "Bung" Karno en Soekarno werd dan ook snel gearresteerd en de PNI werd in de ban gedaan. Ondanks deze actie bleven de nationalistische gevoelens voortbestaan in de jaren 30.

In de jaren hiervoor hadden Nederlanders, die gedurende een bepaalde periode in Indie werkzaam waren, zich blijvend gevestigd in Indie en veel van deze 'blijvers' woonden al een lange tijd in Indie. Ze waren niet zelden door familiebanden met de plaatselijke bevolking verbonden. De nakomelingen van de zg. verzwageringshuwelijken werden halfbloeden of mestiezen genoemd.

Doordat veel halfbloeden weer met elkaar in het huwelijk traden ontstond een gemeleerde gemeenschap van Indische Nederlanders en werden al in 1892 door de Nederlandse Wet als Nederlander erkend. Veel Indische Nederlanders, vaak aangeduid als Indo, trouwden op hun beurt weer met een jongen of meisje uit een europees gezin, hetgeen betekende toetreding tot een maatschappelijk hoger gewaardeerde klasse van 'betere' mensen. Deze groep Indische Nederlanders voelde zich dan ook blanker dan de Indo's. Zo ontstond tussen de koloniale bovenlaag en de Indonesische bevolking een soort tussenklasse.

Op 10 mei 1940 werd Nederland door Nazi-Duitsland aangevallen en bezet en hierdoor ontstond een scheiding tussen de oude en de nieuwe geschiedenis van Indonesie.

Op dat moment was Jhr. Mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer de Gouverneur Generaal van Nederlands-Indie.
De Koloniale Regering-in-ballingschap wilde Nederlands-Indie niet opgeven, maar toen op 5 maart 1942 Japan Nederlands-Indie binnenviel, betekende dit het einde voor Nederland v.w.b. haar haast 350-jarige kolonialisatie van Oost-Indie.

Het land was met 35.000 KNIL-manschappen natuurlijk niet te verdedigen tegen een geweldige en fanatieke Japanse overmacht.
De kleine 20.000 duizend Indische diensplichtigen waren overigens nauwelijks bewapend of getraind. Er was nooit gerekend op een inval van het Keizerlijke Leger van Japan.

Zo was er aan Indische kant geen enkel slagschip, geen vliegdekschip en bestond de vloot uit 3 kruisers, 7 torpedobootjagers en 12 onderzeeers om dit gigantische eilandenrijk te beschermen tegen de Japanse agressie.

Op 9 maart 1942 capituleerde het KNIL onvoorwaardelijk en de capitulatie werd aan Nederlandse zijde ondertekend door Generaal Ter Poorten, Generaal Bakker en Overste Mantel. Aan Japanse zijde van de tafel was het opperbevelhebber Imamura, die de capitulatie in ontvangst nam.

Japan werd met open armen ontvangen in Indie en meteen werd Batavia omgedoopt in Jakarta. Veel Europeanen werden door de Jap gearresteerd en opgesloten in kampen. Verder werden alle tekenen van het voormalig Nederlandse gezag vernietigd, werd Japans geld ingevoerd en de Nippon-taal op scholen verplicht gesteld.

De Japanse jaartelling werd ingevoerd, zodat het plotseling het jaar 2602 werd, de Tokyo-tijd en Japanse feestdagen werden geimplementeerd. Pers, radio en bioscopen kwamen onder strenge Japanse sensuur te staan.

Japan wilde een Groot Oost-Aziatisch rijk stichten (Dai Toa), waarvan Indonesie een onderdeel moest gaan uitmaken.
Hoewel Japan als bevrijder was binnengehaald, veranderde dit snel toen de bevrijder zijn ware, wrede gezicht liet zien.
Wel gaf Japan aan Indie meer zeggenschap en zelfs inspraak op regeringsniveau en de nationalistische leiders kregen meer en meer 'gewicht'. Denk hierbij vooral aan de naam van Soekarno.

Soekarno's verbanning naar de westkust van Sumatra werd in 1942 teniet gedaan door Japan en zo kon Soekarno terugkeren naar Java, waar hij zich manifesteerde als Adviseur van het Japanse Militaire Bestuur. Soekarno was overtuigd van een Japanse oorlogsoverwinning en langs de weg der geleidelijkheid probeerde hij de onafhafhankelijkheid voor zijn land te realiseren.
Zeker door zijn charismatische toespraken nam zijn populariteit snel toe bij de volksmassa van Java.

In juni 1943 boekte hij zijn eerste succesje toen de zittende Minister President Tojo in het Japanse parlement een toezegging deed dat "de inheemse bevolking van de Indische eilanden deel zouden mogen nemen aan het bestuur van hun gebieden".

Toen een maandje later Tojo op een rondreis Jakarta aandeed, werd hij onstuimig bedankt voor deze toezegging door de nationalistische voormannen Hatta, Dewantoro, Dr. Mansoer en niet te vergeten Soekarno zelf.

Japan hield woord en er werd een Centrale Adviesraad ingesteld van zestig leden, die slechts advies mocht geven en dus feitelijk weinig invloed had. Soekarno was voorzitter van deze raad en Hatta de vice-voorzitter.

In september 1944 was er wel een groot succes voor Soekarno. De nieuwe Japanse Premier Koiso stelde in het parlement aan de Indonesiers de onafhankelijkheid in het vooruitzicht en Soekarno toonde zich bijzonder dankbaar met een hele diepe buiging.
Toen later qua bezetting het voor Japan steeds zorgelijker begon te worden, probeerde de opportunistische Soekarno nog meer in het gevlij te komen door scherp stelling te nemen tegen de Westerse mogendheden.

In deze periode trainde het Japanse bezettingsleger jonge Indonesiers om hun land, na onafhankelijkheid, te verdedigen en zo ontstonden de Pemuda's, zijnde militante jongerengroepen. Deze groepen zouden later de basis vormen van het Republikeinse Leger.
Japan riep haar 'Indonesische Broeders' in massabijeenkomsten op om eensgezind de oorlog tegen Engeland en Amerika te steunen.
Bij dit soort anti-geallieerde massabijeenkomsten was het laatste woord vaak aan Soekarno met de slagzin: "Amerika kita seterika, Inggris kita ligis !", hetgeen zoiets betekent als "Amerika wordt platgestreken en Engeland wordt gebroken".

Op het heimelijk luisteren naar geallieerde radio-uitzendingen stonden strenge straffen.

De Japanse overheersing had een duidelijke weerslag op de samenleving. Bij iedere ontmoeting moest voor de 'Japanse Broeder' gebogen worden en wie dit naliet, liep een grote kans om een flinke aframmeling te krijgen.

Een aardig voorbeeld van dat de Jap niet al te populair was bij de bevolking en dat ondanks alles toch de voorkeur werd uitgesproken voor Nederlanders, is het volgende.

Een bekende eet- en drinkgelegenheid in het centrum van Medan, Restaurant Tip Top, was DE plek voor Japanse officieren om zich te verpozen. Ze waren heel erg gesteld op het eten van Tip Top en werden dan ook op hun wenken bediend door het lokale personeel. Wat deze officieren echter niet wisten, was dat er helemaal achterin het pand Nederlandsers ondergedoken waren, die vanuit de keuken met het beste van het beste werden gevoed, terwijl de restanten opgediend werden voor de Heren Officieren van Nippon.

In de tweede helft van de Japanse bezetting verslechterde de situatie snel. De economie werd steeds meer ondergeschikt gemaakt aan de Japanse oorlogsinspanning en een groot deel van de agrarische en industriele produktie moest worden afgestaan aan het leger. In 1944 en 1945 leidde dit tot voedseltekorten, maar ook tekorten aan kleding en eerste levensbehoeften.

De Japanse propaganda echter, stond in het teken van welvaart en vooruitgang voor iedereen, terwijl in realiteit de Japanse autoriteiten in de Jappenkampen en onder de lokale bevolking een 'grote schoonmaakactie' uitvoerde ter bestrijding van besmettelijke ziekten...
In 1943 werd in het belang van Nippon's oorlogsinspanning de recrutering van zogenaamde Romusha's, Indonesische werksoldaten doorgezet en dat was aanvankelijk op vrijwillige basis. Later was het echter minder vrijwillig en onder valse voorwenselen en beloften werden veel plattelandbewonders gelokt. Nog later was van vrijwilligheid helemaal geen sprake meer en werden dorpen uitgekamd en alle mannen als arbeidsslaaf afgevoerd om onder erbarmelijke omstandigheden voor de Jap te werken.

De meesten bezweken aan dit harde werk door ondervoeding en ziekten.

Soekarno bewees de Jap een grote dienst door zijn betrokkenheid bij de inschakeling van de arbeidsslaven, waarbij hij zijn landgenoten opriep om Romusha te worden en gaf het 'goede' voorbeeld door in 1944 met een groep vooraanstaanden een week in Bogor als vrijwillige Romusha te helpen bij de aanleg van een vliegveld.

De beelden hiervan zijn op film vastgelegd en hebben Soekarno tot zijn dood toe in 1970 achtervolgd.
Hij, zijnde de 'Edele Romusha', terwijl er vele duizenden 'gewone' Romusha's als gevolg van dwangarbeid onder erbarmelijke omstandigheden zijn gestorven.

In een uiterste poging Indonesie aan Japanse zijde te houden, nam Japan het ernstiger op met de Indonesische Onafhankelijkheid en werd het Indonesische volklied "Indonesia Raya" formeel toegestaan, alsmede het uitsteken van de Indonesische vlag, "merah-putih", het rood en wit.

Toen het in juli 1945 duidelijk werd dat Japan een nederlaag zou gaan lijden, ging Tokio er mee akkoord in september 1945 de onafhankelijkheid te verlenen aan Indonesie.
Het zou anders lopen.....

Op augustus 1945 volgde reeds de Japanse capitulatie, nadat twee Amerikaanse atoombommen waren afgeworpen op de steden Hiroshima en Nagasaki met honderdduizenden burgerslachtoffers aan de zijde van Nippon.

Hierna capituleerde Keizer Hirohito en dus ook capituleerde Japan in Indie.

Het Rijk van de Opgaande Zon was verslagen en dit was op papier het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Pas in mei 1946 arriveerden de eerste schepen om de 300.000 in Indie verblijvende Jappen naar huis te brengen, terwijl een paar duizend achterbleven, verdacht van oorlogsmisdrijven. Veroordeling volgde snel en onbarmhartig.

Gevangen genomen KNIL-militairen waren gebruikt in afgelegen Japanse werkkampen om onder erbarmelijke omstandigheden te werken. Berucht werden de aanleg van de Burma- en de Pakan-Baru-spoorlijn. Meer dan 13.000 werkers kwamen hierbij om het leven als gevolg van ondervoeding, ziekten en uitputting.

Voor de 'overgebleven' burgers en krijgsgevangen KNIL-militairen in Jappenkampen was het nog niet afgelopen en hoewel er gecapituleerd was, werd veel Japanse frustratie afgereageerd op deze groepen, die al jarenlange ontberingen had moeten doorstaan.
Zeker de duizenden KNIL-militairen in de kampen hadden het slecht, omdat ze in de ogen van de Japanners laf waren geweest en zich dood hadden moeten vechten. Naar de buitenwereld toe gaf Japan, na de capitulatie, de indruk deze mensen goed te behandelen, maar de realiteit was wel anders.

De jaren in Jappenkampen hadden hun tol ge-eist van de gevangenen. Terwijl er in eerste instantie nog redelijk gegeten kon worden en de Indonesiers die belast waren met het toezicht redelijk mild waren, kwam aan dit soepele beleid in 1943 snel een einde en werd deze bewakingstaak overgenomen door de Japanse politie en het leger.

Er werd een strenge scheiding gemaakt tussen vrouwenkampen en mannen c.q. jongenskampen. Zeker de vrouwen in de vrouwenkampen hadden het zwaar te voorduren onder het Japanse juk en werden, naast de opvoeding van de kinderen, belast met reparaties aan barakken, moesten gaarkeukens opbouwen, huisvuil ophalen en beerputten legen.

In alle kampen ging naarmate de oorlog voortduurde de gezondheidstoestand steeds verder achteruit en werden de rantsoenen steeds kleiner met ondervoeding en ernstige ziekten tot gevolg. Ook de vernedering van de kampbewoners werd als vreselijk ervaren; buigen voor de kampbewakers, dagelijkse tellingen waarbij in de richting van Tokio, waar de Keizer woonde, buigingen moesten worden gemaakt.

In totaal werden 100.000 Nederlandse mannen, vrouwen en kinderen geinterneerd, waarvan er 13.000 het niet overleefden.

Na de Japanse capitulatie waar zo reikhalzend naar was uitgekeken, duurde het voor de Nederlanders in de kampen nog maanden voor ze werkelijk bevrijd waren en moesten ze voor eigen veiligheid blijven waar ze waren.

Bedreigd door plunderende radicale aanhangers van Soekarno die uiting wilden geven aan hun anti-Nederlandse gevoelens, restte het de Nederlandse gevangenen niet anders dan in de kampen te blijven. De Japanse kampbewakers waren nu ineens 'beschermers' geworden...
Pas eind september 1945 landden Britse en Nederlandse troepen, veelal OVW-ers (Oorlogs Vrijwilligers) in Indie en langzaam werd een begin gemaakt met de evacuatie van de kampen. Met het schip "Almanzora" arriveerden de eerste gerepatrieerde kampgevangenen uit Indie terug in het koude Nederland met een levenslang blijvend trauma.

Terug naar het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Heel snel en onder druk van de eerder genoemde Pemuda's, proclameerden Soekarno en Hatta, zijnde de meest populaire nationalistische leiders, op 17 augustus 1945 de vrijheid en Onafhankelijkheid van Indonesie, Indonesia Merdeka.

Nederland was echter niet van plan 'Indonesia Merdeka' te accepteren en kwamen er Nederlandse troepen naar Indonesie om de draad van voor 1942 weer op te pakken. Op hun beurt vond het zojuist opgerichte Republikeinse Leger dit geen fijn plan en realiseerden zich dat er voor de vrijheid geknokt moest worden. Ook de Engelse militairen, die in deze interimperiode nog in Indonesie waren, werden net als de Nederlandse troepen geconfronteerd met uitbraken van geweld, waarbij de Engelse militaire gezagvoerder Generaal Mallaby, in Surabaya door een bom werd gedood. Vergelding volgde middels een luchtaanval op Surabaya op 10 november 1945. Duizenden Indonesiers kwamen hierbij om.

De overlevenden vluchtten in grote aantallen naar het platteland en 3 weken lang vochten zij met povere wapens samen met de Pemuda's tegen de vijand. Dit 'voorval' in Surabaya en het verzet van de bevolking dat volgde, maakte veel indruk op de wereldopinie.
Ook Neerlands droom om door te gaan met de kolonalisatie van Indonesie leek meer en meer een nachtmerrie te worden, zeker nu vriend Engeland, onder druk van de wereldopinie, Indonesie en Nederland uit haar handen liet vallen en naar huis ging, zo van "Doei, bekijk het maar, ik moet aan mijn reputatie denken...!".

Nu stond Nederland, met 55.000 Nederlandse- en KNIL-militairen er alleen voor en zette Republikeinse leiders gevangen (of erger...) en werden er luchtaanvallen uitgevoerd op o.a. Palembang en Medan op Sumatra.

Op Zuid Celebes (nu Sulawesi) had Kapitein Raymond Westerling, bijgenaamd "De Turk" vanwege Turkse voorouders, de opdracht gekregen de opstanden te onderdrukken en dat deed hij met verve, maar wel ten koste van 40.000 levens in 3 weken tijd.

Voor de liefhebber is het boek van Raymond Westerling "De Eenling" een aanrader en laat ook de andere kant zien van deze vaak terecht bekritiseerde, door Nederland zwaar misbruikte, maar toch briljante en dappere militair (deze kantekening komt op rekening van de schrijver, RvH).

De Regering in Jakarta, zijnde Soekarno en Hatta, probeerde de rust te herstellen, maar de Pemuda's vochten dapper door en zetten Soekarno en Hatta buitenspel. Een nieuwe Eerste Minister werd tijdelijk vooruit geschoven in de persoon van Syahir, een Sumatraanse Sultan.

Nu voelde Nederland zich genoodzaakt echt in te grijpen en lanceerde in juli 1947 de "Eerste Politionele Actie", anders en beter genoemd 'een daad van agressie en oorlog'. Na enkele maanden van vijandelijkheden over en weer werd Nederland door de Verenigde Naties geforceerd te stoppen en de Republiek te erkennen. De kijvende partijen werden het eens om te werken aan een Indonesische Federatie onder Nederlandse vlag.

In de periode die volgde hergroepeerden de politieke partijen zich, te weten de communistische partij (PKI), de nationalistische partij van Soekarno (PNI) en enkele Islamitische partijen. De partij van Soekarno was geen echte eenheid en de communistische partij zag haar kans schoon om door te stoten.

In Surakarta (Solo) en Madium, beiden Javaanse steden, maakte de PKI veel oproer om haar doel te bereiken, echter met het leger aan zijn zijde, lukte het Soekarno de communisten letterlijk te elimineren...!

Door deze ontwikkelingen vond Nederland dat het maar weer eens tijd werd om op te treden en dat de tijd was aangebroken om op deze onrust (lees: moordpartijen) een Nederlandse stempel te zetten en de rust te herstellen.

In februari 1948 kwam het tot de "Tweede Politionele Actie", daarmee de resolutie van de Verenigde Naties kompleet negerend.
De wereldopinie keerde zich nu tegen Nederland en onder druk van Amerika, zijnde stopzetting van betalingen voor wederopbouw (het zg. Marchal-plan), maar ook onder druk van de Nederlandse bevolking, die aanvoelde dat deze oorlog niet te winnen viel en 'haar' jongens' niet meer wilden leveren, kwam er een einde aan deze Tweede Politionele Actie.

Beide Politionele Acties hebben duizenden levens gekost van Nederlandse soldaten, terwijl er aan Indonesische kant tienduizenden dodelijke slachtoffers te betreuren waren.

Onderhandelingen over Onafhankelijkheid voor Indonesie kwamen nu op gang, uiteindelijk resulterend in een machtsoverdracht van Nederland aan Indonesia.

Het was 27 december 1949, Indonesie was daadwerkelijk onafhankelijk van Nederland.

Met deze Onafhankelijkheid was Soekarno, geboren in Blitar (Java) op 6 juni 1901, nu officieel de eerste President van Indonesie met naast hem Hatta als tweede man.

Het was aan deze mannen Indonesie de weg te wijzen volgens de door Soekarno zelf opgestelde Vijf Principes, de PancaSila genoemd:

1) Vrijheid van godsdienst (Islam, Christendom, Buddhisme, Hindoeisme en ieder ander geloof);
2) Medemenselijkheid binnen Indonesie en in z'n algemeenheid;
3) Eenheid tussen alle Indonesische etnische groepen (eenheid bij verscheidenheid);
4) Een representieve Regering;
5) Sociale Gerechtigheid.

De eerste jaren na de onafhankelijkheid verliepen niet soepel, van eenheid was geen sprake door regionale verschillen in tradities, moraal, geloof en angst voor een politieke overheersing vanuit Jakarta.

Verder was er angst voor herbezetting door Nederland.

Ook afscheidingsbewegingen verzetten zich tegen de Republikeinse Regering van Soekarno.

Een Islamitische beweging kondigde zelfs een "Islamitische Staat Indonesia" af en zette dit kracht bij door een jarenlange guerrilla op Java en Sulawesi.

Ook in de Molukken is door een voormalige KNIL-groepering getracht een onafhankelijke staat uit te roepen.

Deze ex-KNIL-ers zaten na de onafhankelijkheid van Indonesie in een lastige situatie.

Na jarenlang trouw te zijn geweest aan de Nederlandse Kroon en voor dit land gevochten te hebben, konden ze geen deel uitmaken van het Republikeinse Leger van Indonesie. Het Indonesische leger en ook het ex-KNIL-personeel wilden niet. De enige manier om in Indonesie te overleven was dan ook een afscheiding te forceren, hetgeen overigens niet lukte. Eerder hebben we gelezen dat de Nederlandse Regering in vage bewoordingen een vrije Republiek der Zuid Mollukken in het vooruitzicht stelde voor de toen nog te rekruteren Ambonese (Molukse) KNIL-soldaten.

Toen na de Onafhankelijkheid deze ex-KNIL-soldaten zich wendden tot de Nederlandse Regering om deze belofte na te komen, had Nederland haar geheugen verloren en deed of haar neus bloedde..

Deze belofte had Nederland indertijd natuurlijk nooit mogen maken, wetend dat dit nooit een haalbare kaart zou zijn.

Terugkeer naar Nederland was voor deze mensen de enige mogelijkheid om te overleven en alzo geschiedde.

Nog jaren later hebben deze RMS-strijders in Nederland voor onrust gezorgd in de hoop aandacht en steun te krijgen van de Regering voor hun standpunt en een beroep te doen op eerdere beloften. Treinkapingen bij De Punt in Drente en de bezetting van de Indonesische Ambassade in Den Haag liggen nog vers in het geheugen, maar van een Republiek der Vrije Molukken (RMS) is het nooit gekomen. Wel heeft in Nederland jarenlang over de woorden 'Molukker' en 'Ambonees' een negatieve schaduw gehangen.

Met al deze onregelmatigheden in Indonesia in relatie met afscheidingsbewegingen ging het in Indonesie niet voor de wind op economisch gebied en groei stagneerde. Wat wel steeg was het bevolkingsaantal, maar de voedselproductie was te laag door de, tijdens de oorlog verwoeste plantage-gronden en de export stond op een heel laag pitje. Er was gebrek aan geschoolde arbeiders, een enorme inflatie en een chaotische administratief systeem, zo achtergelaten door de voormalige koloniale overheerser.

De Politiek was niet stabiel en in een periode van 13 jaar waren er 17 verschillende kabinetten !

Na veel uitstel waren er in 1955 verkiezingen en de partij van Soekarno (PNI) won, hetzij heel nipt. Opvallend was de winst die door de Communisten werd geboekt. Met het leger aan zijn zijde kondigde Soekarno in 1957 de zogenaamde "Geleide Democratie" aan met een kabinet van de belangrijkste partijen en dus met de Communisten.

Amerika keek fronsend toe.

Het duurde niet lang of (door Amerika gesponsorde...) rebellen begonnen voor de nodige oproer zorgen met acties tegen de PNI van Soekarno en de Communisten van de PKI.

De vaak persoonlijke acties tegen Soekarno werden voornamenlijk veroorzaakt door zijn dominante, haast dictatoriaal gedrag en tegen de hoofdzetel Jakarta, waar al het opgebrachte geld uit het hele land werd opgezogen.

Ze duurden bijna 3 jaar in de vorm van guerrila en hadden als resultaat dat Soekarno het politieke systeem ging herorganiseren, waarmee hij zich tegelijkertijd de totale macht toe-eigende.

In 1960 werd het toen zittende, gekozen parlement opgeheven en een nieuw parlement werd benoemd door Soekarno. Hierna begon hij een revolutionair buitenlands beleid te voeren en maakte zich in de Westerse wereld weinig populair. Voor zichzelf rechtvaardigde Soekarno dit door zijn haatgevoelens tegen Nederland en zijn anti-Nederlandse gevoelens werden verder gevoed door het feit dat het hem een doorn in het oog was dat 'zijn' Nieuw Guinea nog steeds in Nederlandse handen was.

De vernedering door deze Westerse wereld, met name Engeland, door koloniale overheersing van delen van Azie, vormde voor hem een verdere rechtvaardiging van zijn luidruchtig gedrag.

Engeland gaf in deze periode echter meer aandacht aan de Profumo-affaire, waarbij de Engelse Minister van Oorlog, John Profumo en de KGB-spion Eugene Ivanov beurtelings het bed deelden met dezelfde maitresse, Christine Keeler, die in 1963 slechts 19 jaartjes oud was. In 1963, dus... op het hoogtepunt van de Cuba-crisis en de Koude Oorlog tussen Rusland en Amerika.

Gesteund door wapenleveranties van Rusland wilde Soekarno de confrontatie aangaan met Nederland om Nieuw Guinea te bemachtigen.

Pas na diverse gewapende conflicten tussen Nederlandse- en Indonesische militairen op dit eiland, werd er door Amerikaanse druk een eind aan gemaakt en in 1963 werd Nieuw Guinea overgedragen aan Indonesie.

Het eiland kreeg een andere naam: Irian Jaya.

Amerika moest wel op de hand van Soekarno zijn in verband met haar angst dat Soekarno (en de communisten) anders weleens de kant van het Communisme hadden kunnen kiezen. Deze Amerikaanse vrees kostte Nederland haar Nieuw Guinea.

Aangemoedigd door dit succes, waagde Soekarno het ook ruzie te maken met buurland Malaysie. Het ging hierbij over een potentieel grensconflict.

De Westerse wereld begon zich steeds meer zorgen te maken over de agressie van Soekarno en draaide zelfs de kraan dicht van buitenlandse (USA) financiele hulp. Nu ging het helemaal mis met de Indonesische economie en de inflatie steeg tot 500% en dit leidde wederom tot grote armoede en hongersnood onder de bevolking.

Indonesie werd nu in de armen van China en Rusland gedreven...

Dit, terwijl er spanning ontstond tussen de PKI en het Indonesische leger. De PKI had inmiddels 20 miljoen leden en had haar tentakels overal in, zelfs in het leger.

Van de door Soekarno gepredikte "Geleide Democratie" kwam dus bitter weinig terecht, terwijl de PKI haar mensen opriep zich niets aan te trekken van het Centrale gezag in Jakarta.

De bom stond op ontploffen...

Het leidde in 1964 tot onrust, met name op Java en Bali. Soekarno stelde voor de Communisten te bewapenen (!) om zodoende gewapende milities te vormen in een poging om de Communisten nog meer voor zich te winnen.

Uiteraard was het leger hier fel op tegen en de geruchten van een militaire machtsovername door het leger werden steeds sterker.
In de nacht van 30 september 1965 ontplofte de bom...

In die nacht werden 6 top-generaals, verdacht van een militaire coup tegen Soekarno, van hun bed gelicht, gearresteerd en in Jakarta ge-executeerd. Wie het brein achter deze mislukte coup was blijft zelfs tot nu toe onduidelijk; later gaf iedereen, iedereen de schuld en het lijkt erop dat beide partijen, leger en PKI in het komplot zaten.

Echter een andere generaal, Soeharto genaamd, reageerde bliksemsnel en mobiliseerde een ploeg gewapende militairen voor een door hem geleide tegenaanval, negeerde Soekarno en zette een anti-Communistische beweging in gang over heel Indonesie.

Honderdduizenden Communisten en aanhangers van de PKI werden afgeslacht of gevangen gezet.

De "rivieren op Java kleurden rood van het bloed", staat in de literatuur geschreven.

De PKI werd verboden en haar leiders afgemaakt. Tijdens deze bloedige dagen werd er gretig van de situatie gebruik gemaakt om onderliggende geschillen op dorpsniveau met een mes of een bijl op te lossen...een dode meer of minder, wie kon het schelen.
Gewelddadige demonstraties waren er in Jakarta tussen voor- en tegenstanders van Soekarno. Tussen de 160.000 en 500.000 werden gearresteerd en zonder enige vorm van proces afgevoerd naar afgelegen kampen op beschuldiging van deelname aan de coup. Van velen werd nooit meer iets van vernomen.

Soeharto nam de legerleiding over en daarmee Soekarna enigszins buitenspel zettend, maar in naam bleef Soekarno vooralsnog President en had nog een redelijke aanhang. De verwachting was dat hij het nog lang zou volhouden, maar op 11 maart 1966 omsingelden Soeharto's troepen het Presidentiele Paleis en onder deze druk gaf Soekarno 'de opdracht' aan Soeharo om de rust te herstellen. Met deze opdracht op zak breidde Soeharto zijn macht snel uit en zette zijn mannetjes op belangrijke posten, terwijl de lastpakken werden geintimideerd, ontslagen of erger.

In 1967 was de macht van Soeharto zo groot, dat de genadeslag kon worden toegediend aan Soekarno en op 17 maart 1968 verkoos Soeharto zichzelf tot de tweede President van Indonesie.

Soekarno overleed op 21 juni 1970 in Jakarta en rest de vraag, was Soekarno goed of slecht voor Indonesie ?
Zeker was hij populair bij het volk, Bung (broer) Karno, en was hij een man met een geweldige retoriek en charisma (dit zagen we ook bij Hitler, maar het gaat te ver hem met Hitler te vergelijken).

Het is niet aannemenlijk dat zonder Soekarno Indonesie op deze termijn onafhankelijk zou zijn geworden, maar het was een man van grote tegenstellingen. Een afgestudeerd ingenieur en een groot liefhebber van blank vrouwenvlees, zoals stewardessen op lange intercontinentale vluchten. Dit gaf hem een gevoel van dominantie over het blanke ras, zo vertelde hij schaamteloos.
Een actief Moslim en een Marxist. Aanleg voor dictator zonder het echt te zijn.

Speelbal tussen leger en Communisten, fel tegenstander van het Westen, maar (daarom) graag gezien in Azie.

Toch spreekt de huidige generatie zelden over haar eerste President, misschien uit ongegronde schaamte en terwijl andere namen van vrijheidsstrijders terug te vinden zijn als straatnamen van belangrijke verkeersaders, de naam Soekarno valt niet vaak.
Over zijn opvolger President Soeharto wordt nog wel veel gesproken, maar haast altijd in negatieve zin. Zaken als corruptie, vriendjespolitiek, het vooruit schuiven van eigen familie en zelfverrijking worden in 1 ademtocht uitgesproken met zijn naam.
We sluiten de periode van Soekarno af en gaan zien hoe Soeharto het er vanaf bracht.

Met Soeharto aan het roer werd de kreet "De Nieuwe Orde" geintroduceerd.

Toenadering werd gezocht bij het Westen en Indonesie stond open voor investeringen.

Democratie was een farce, want bij de verkiezingen in 1971 zou Soeharto's partij GOLKAR winnen, want Soeharto had gewoon de andere partijen verbannen. Je kon kiezen: of GOLKAR, of GOLKAR.

De andere kleinere partijen werden gedwongen om samen te gaan en er bleven slechts 2 andere partijen over.

De Eenheids-ontwikkelings Partij (PPP) en de Democratische Partij (PDI).

Door deze ingreep kwam er wat meer stabiliteit in het land, het nationale gevoel werd aangewakkerd en acties van potentiele afscheidingsbewegingen werden ruw de kop ingedrukt.

De OPM voor een vrij Irian Jaya, de GAM voor een vrij Aceh werden op de korrel genomen en in 1975 werd een invasie van Oost Timor uitgevoerd om afscheiding te voorkomen (Timor zou op termijn toch onafhankelijk worden).

Mede door de winning van aardolie en de introductie van een nieuwe rijst-cultivatie werd de export uitgebreid, was er meer voedsel en meer geld. De armen werden iets minder arm en de rijken werden heel veel rijker.

Geld en macht resulteerden in de meest kwalijke ziekte voor een land in opbouw: CORRUPTIE.

Een kankergezwel voor de economie en te vinden in alle lagen van de bevolking. Tot op vandaag is dit gezwel alleen maar gegroeid en letterlijk iedereen is erbij betrokken.

Soeharto, als "uitvinder van de corruptie", gaf het voorbeeld en zoals eerder aangehaald, deed hij aan zelfverrijking, bevoordeling van eigen familie en eigen zaken. Regeringscontracten verdwenen in de zakken van zijn kinderen die vervolgens deze zakken vulden met keiharde munt.

Met GOLKAR op de Regeringszetel werd de oppositie steeds sterker en de PDI groeide in hoog tempo onder de leiderschap van mevrouw Megawati Soekarnoputri, dochter van Soekarno (en toekomstig President). Deze sterke groei moest worden afgeremd, want dit was een gevaar voor Soeharto's GOLKAR en in 1996 werd een scheiding van de PDI in scene gezet door Soeharto, waarbij Megawati op een voorlopig zijspoor werd gezet.

Aanhangers van de PDI, studenten en aanhangers van Megawati zelf demonstreerden hevig in Jakarta en het zou nog erger worden...
De monetaire crisis in Azie van 1997 stortte zich ook over Indonesie uit en de economie bloedde bijna dood.

Hoewel het IMF bijsprong (onder minder fraaie voorwaarden) bleek dit slechts de bekende druppel op de gloeiende plaat te zijn. Gevolg was dat de voedselprijzen omhoog schoten en als wraak hierop werden de etnische minderheden en middenstand geplunderd. De plunderaars hadden het voornamelijk gemund op de Chinezen, die door hun harde werken een belangrijke zakenklasse vertegenwoordigden.

In deze periode ontvluchtten veel Chinezen Indonesie om hun geluk elders te beproeven, vaak bijzonder succesvol.

De buitenlandse schuld liep verder op, de inflatie schoot als een raket omhoog, banken gingen over de kop, bedrijven gingen bankroet en er was een gigantische werkeloosheid. 50% van de bevolking verkeerde onder de armoedegrens.

In februari 1998 werd Soeharto 'herkozen' als President, maar het daarop volgende oproer en demonstraties tegen zijn regime waren zo hevig dat het einde van Soeharto in zicht begon te komen.

Als zijnde de laatste stuiptrekkingen van Soeharto begonnen tanks en legervoertuigen het straatbeeld te vullen en werden studentendemonstraties in april 1998 uiteen geslagen door militairen met rubber kogels en met scherpe munitie.

In Jakarta werden tal van demonstrerende studenten gedood.

Tijdens de 3 dagen durende ongeregeldheden werden gebouwen zwaar beschadigd en meer dan 100 andere burgers kwamen om het leven.

Wederom werd de woede bekoeld op Chinezen middels plunderingen, verkrachtigingen en moorden.

Op 2 mei 1998, na 32 jaar aan de macht geweest te zijn kwam een eind aan de Soeharto-tijdperk en trad hij af als President.
Na 1965, wordt 1998 in Indonesie herdacht als het meest bloedige jaar in de geschiedenis van dit tolerante volk.

In mei 1998 werd Habibie, voormalig Vice President, de 3e President van de Republiek. Om het volk achter zich te krijgen werden meteen veel politieke gevangenen vrijgelaten en werden verkiezingen in het vooruitzicht gesteld. Het volk was echter wantrouwend, immers hij was de Vice president en een langzittende Minister onder Soeharto en tevens een goede vriend van hem.

Hoewel Habibie 'reformasi' beloofde, ging het economisch gezien steeds slechter en werd de macht van het leger groter.
Onrust werd het harde hand neergeslagen en leden van de oppositie werden door militairen ge-executeerd.
Ondanks de financiele hulp van het IMF leden veel burgers armoede en zochten hun toevlucht in diefstal en plunderingen.
Wederom waren de Chinezen het doelwit en slachtoffer.

Van de beloofde verkiezingen kwam niets terecht, resulterend in bloedige studentendemonstraties in Jakarta.

Weer braken in heel Indonesie onlusten uit tussen Islamitische- en Christengroeperingen. Beurtelings waren moskeeen en kerken het doelwit van vernielingen.

Ook op Oost-Timor was er oproer en toen Habibie afscheiding beloofde, hetgeen Timor's streven was, was dit volledig tegen de zin in van pro-Indonesische groeperingen en het leger, die eenheid voorstonden van HEEL Indonesie.

Inmiddels had de Timorese bevolking gestemd voor Onafhankelijkheid, maar deze feestvreugde duurde kort, want het leger sloeg toe en vermoordde en-passant 2.000 ongewapende burgers en verwoestte het meerendeel van de Oost-Timorese infrastructuur.
Na 3 weken van moorden en vernielingen schoot een internationale vredesmacht toe en herstelde de vrede.

Officeel werd Oost Timor pas op 20 mei 2002 onafhankelijk van Indonesie.

Terug naar 1999.

In juni van dit jaar kwamen de eerst vrije verkiezingen. De publieke opinie was duidelijk in het voordeel van Megawati Soekarnoputri's PDI. Echter zijzelf behaalde geen meerderheid en werd slechts Vice President onder Abdurrahman Wahid, de vierde President van Indonesie.

Wahid was erg populair bij de bevolking en vooral onder de Islamitische elementen. Zijn plannen om de regering te hervormen en de corruptie aan te pakken werden hevig gedwarsboomd door zijn tegenstanders. Ook trachtte Wahid de corrupte Soeharto voor het gerecht te slepen, maar door corruptie van het rechtssysteem is dat er nooit van gekomen.

Soeharto zou qua gezondheid te zwak zijn om berecht te worden... en daarmee werd Wahid met een kluitje het riet ingestuurd.
Ook zijn pogingen om vrede te herstellen in brandhaarden, zoals in Aceh, de Molukken en op Irian Jaya werden zwaar tegengewerkt door het leger, dat hiermee haar toenemende macht in de politiek benadrukte.

Wahid's zwakke gezondheid en het feit dat hij (letterlijk) blind was, telden niet in zijn voordeel en werd hij als President opgevolgd door de tweede 'man', Megawati Soekarnoputri, President nummer 5.

Unaniem werd zij gekozen door het Parlement op 23 juli 2001.

Ook Magawati bleek een zwakke President te zijn, die geen harde beslissingen durfde te nemen, met als resultaat dat corruptie, schending van de mensenrechten en misbruik van militaire macht weliger tierden dan ooit tevoren.

Mede door bomaanslagen op Bali, het Marriot Hotel en op ambassadeswas het imago van Indonesie in de hele wereld zwaar beklat en stagneerden buitenlandse financiele hulp en investeringen.

In october 2004 werden de eerste presidentiele verkiezingen gehouden en 115 miljoen kiezers brachten op deze dag hun stem uit. Hiermee werd geschiedenis geschreven, zijnde de grootste (presidentiele-) verkiezing ooit. Tevens was dit het einde van de periode-Megawati, ten gunste van Susilo Bambang Yudhoyono (in de volksmond SBY = es-bee-jee).

SBY werd President nummer zes en was voormalig leger-generaal en Minister van Veiligheid en Politieke Zaken onder Wahid en Megawati. Onder SBY bleef corruptie voortbestaan en bleef de macht van het leger groot. Het lukte hem om enkele hervormingen door te voeren en enkele vrijheden toe te staan, maar in onvoldoende mate.

De Tsunami van 26 december 2004, met meer dan 200.000 dodelijke slachtoffers op Sumatra, was er de oorzaak van dat SBY punten scoorde bij de bevolking, maar ook internationaal.

Hij stond buitenlandse hulp en hulpgoederen toe voor het zwaar getroffen Aceh, waar op dat moment de Krijgswet nog gold en waar duizenden militairen met harde hand de Onafhankelijkheid van Aceh tegenhielden.

Hij hervatte besprekingen met de Aceh-rebellen van het GAM, die Aceh afgescheiden wilden zien van Indonesie. Deze besprekingen leverden uiteindelijk een vredesregeling op, waarbij een gedeelte van de opbrengst van Acehese grondstoffen (olie, gas, etc.) ten goede zouden komen aan deze provincie en niet meer volledig zouden wegstromen naar Hoofstad Jakarta op Java. Ook de militaire inmenging en de van kracht zijnde Krijgswet werden in Aceh volledig teruggedraaid.

Onafhankelijkheid is echter nog niet bereikt en hoewel de Acehse afscheidingsbeweging GAM nog steeds aktief is, is het tot op dit moment relatief rustig in deze noordelijkste provincie van Sumatra.

Of dit zo blijft, valt te bezien.

SBY, zoals zijn voorgangers, bleek geconfronteerd te worden met de erfenis van Soeharto: een gigantisch netwerk van corruptie. In het leger, bij de politie, in de politiek, in de gehele economie en in het rechtssysteem, van hoog tot laag, van links tot rechts.

In 2009 is SBY herkozen als President voor zijn finale ambtstermijn van 5 jaar. Nu al is duidelijk dat in de 10-jaren-SBY niet al teveel vooruitgang geboekt zal zijn voor Indonesie.

Daar staat tegenover dat hij positief wordt ervaren door de Westerse wereld, maar of dit gunstig is voor de kleine man op de straat valt zwaar te betwijfelen.

Tot slot van dit hoofdstuk een paragraaf over de Staatsinrichting, zonder daar te diep op in te gaan.

In grote lijnen ziet het Staatsapparaat er alsvolgt uit.

De President staat aan het hoofd van de Staat, bijgestaan door een Vice President met een Regeringskabinet met (veel te veel) Ministers en er is een Oppositie.

Op het niveau van de eilanden is er de Gouverneur en ook per provincie is een Gouverneur aangesteld.

Zo is er bijvoorbeeld een Gouverneur van Sumatra en een Gouverneur van de provincie Noord Sumatra. Deze provincie is weer opgedeeld in Regentschappen met hun leiding en binnen zo'n regentschap zijn er steden met Burgervaders. Kleinere stadjes worden Desa's genoemd en hebben Hoofden (Kepala Desa) en dorpjes heten kampongs en ook zij hebben een Lurah of Kepling, die op dit laagste niveau Hoofd is. Een soort Dorpshoofd dus.

HOOFDSTUK III

DE GESCHIEDENIS VAN MEDAN

Rond het jaar 1600 werd een stuk platgehakt oerbos op Sumatra's Oostkust als oorlogsgrond gebruikt voor twee frequent strijdende Sultanaten, die van Aceh en die van Deli. Deze grond werd "Medan" genoemd en is de vertaling van "strijdveld".

De strijdende partijen vochten over grensgeschillen en over diefstal, waar beide partijen zich schuldig aan maakten.

Verder een stuk afgunst, want Aceh was een stuk rijker door haar ligging en haar handel met Arabieren dan het armoedige en drassige Deli.

Dit zou rond 1863 'enigszins' gaan veranderen...

In Amsterdam, aan de Keizersgracht, werd rond 1860 door een rijke koopman, P. W. Jansen een plan bedacht om het gebied aan de Oostkust van Sumatra eens onder de loupe te nemen en maakte hiervoor kapitaal vrij.

De ondernemende Jacobus Niehuys, gesponsord door Jansen, arriveerde in 1863 aan genoemde Oostkust en trof er bar weinig aantrekkelijks aan. Een moerassig gebied met overvloedige flora en fauna, een modderig stinkend riviertje met de naam Deli Rivier met krokodillen en verder een armoedige bevolking dat zichzelf nauwelijks kleedde.

Verder was het er vochtig heet en wemelde het van de muggen en andere vliegende en lopende insekten.

Maar ook grotere dieren, zoals apen, slangen, buffels en tijgers waren de bewoners van het oerwoud.

Maar Nienhuys was een doorzetter en bouwde voor zichzelf een hutje, 7 kilometer stroomopwaarts van de Deli Rivier, in een nederzetting Labuhan Deli genaamd, de Haven van Deli.

Uit Nederland had Nienhuys tabakszaden meegenomen en op een stukje grond plantte hij deze zaden, zonder een idee te hebben of het resultaat zou opleveren.

Tot zijn grote vreugde leverden deze zaden prachtige tabaksplanten op met bladeren van hoge kwaliteit.

Terugkerend naar Nederland wekten deze prachtige bladeren van Nienhuys de aandacht op van de tabakshandelaren en werd Nienhuys teruggestuurd met de opdracht de aanplant grootschaliger aan te pakken.

Dit was echter makkelijker gezegd dan gedaan. Er was geen braakliggende grond, alleen maar oerbos; het gebied was erg dun bevolkt en er was nauwelijks werkvolk voorhanden.

Toch lukte het Nienhuys om bij zijn tweede terugreis naar Nederland een aantal balen tabaksbladeren mee te nemen, die voor veel geld werd verhandeld op de Tabaksbeurs in Amsterdam.

Opgetogen en met meer kapitaal keerde Nienhuys terug naar het Land van Deli aan de Oostkust van Sumatra.

Het gerucht van de wonderschone tabaksbladeren uit Indie, ging als een lopend vuurtje door Europa en als een soort goudkoorts begonnen meer en meer mannen af te reizen naar het Beloofde Land Deli.

Dat hier niet altijd de meest fatsoenlijke figuren bij waren, lijkt voor de hand te liggen en de kern van deze pioniers waren mensen voor wie de grond in Europa te heet onder de voeten was geworden.

Inmiddels was Nienhuys verder stroomopwaarts gegaan en trof daar het gehucht Medan aan. Door de binnenkomende pioniers uit Europa werd dit gehucht al gauw een dorp en begon later steeds meer de vormen van een stadje aan te nemen.

Met het werkvolk bleef het lastig. Zoals gezegd, lokale mensen waren er niet in voldoende mate en van werken hadden ze nog nooit gehoord.

De noodrem werd hard aangetrokken en vanuit Java werd werkvolk gerecruteerd, veelal onder valse voorwenselen van rijkdom en vrouwen. Zeker onder de arme Javaanse plattelandsbevolking werden duizenden ongeschoolde kontrakt-koelies geronseld die hun kontrakt, vaak voor 3 jaar, bijna altijd met een kruisje (X) ondertekenden.

Bij het ondertekenen van het kontrakt werd een voorschot betaald en moesten de koelies door werken deze schuld terugbetalen.
Te vaak gebeurde het dat aan het einde van de kontraktperiode de schuld alleen maar was opgelopen en dan werd het kontrakt gewoon weer voor eenzelfde periode verlengd. Dit was in het voordeel van de blanke baas, want op deze manier verkocht de man als het ware zijn ziel aan de Maatschappij van de Tuan Besar (Grote Heer) en hoefde geen nieuwe man te worden ingewerkt.

Op pogingen te vluchten van de plantage stonden forse straffen en speciale inlandse ploegen waren in dienst om deze vluchters te achterhalen en terug te brengen. Deze ploegen werden per teruggebrachte koelie betaald, dus hun motivatie was hoog.

Van zachtzinnigheid was geen sprake en regelmatig werd een vluchteling kreupel geslagen voordat hij werd teruggebracht naar zijn plantage. Aldaar aangekomen werd hij nogmaals gestraft voor zijn vluchtpoging.

Ook het overlopen naar een andere onderneming was onmogelijk, omdat de verschillende blanke bazen onderlinge afspraken hadden om elkaars personeel niet over te nemen.

De geimporteerde Javanen bleken wel harde werkers te zijn, maar ze waren naar Nederlandse smaak niet taai genoeg.

Een voor Nederland gelukkige omstandigheid was dat er in deze periode hongersnood in China was en het eenvoudig was om scheepsladingen Chinezen, als kontrakt-koelie naar Deli te lokken.

Door deze menselijke invoer kon het oerbos verder worden blootgelegd, nadat er met de Sultan van Deli voor hem lucratieve afspraken waren gemaakt over de pachtprijs van zijn gronden.
De Sultan van Deli werd door de Nederlanders, voor duidelijke redenen, op handen gedragen en de Sultan liet dat graag toe, onderwijl zijn zakken vullend met Hollandse Duiten. Een aantal jaren later verhuisde deze Sultan van Labuhan Deli naar Medan, waar hij inmiddels een Paleis voor zichzelf had laten bouwen, het Istana Maimoon.

Nu grond en werkvolk geen probleem meer waren en er ook voldoende blanke toezichthouders waren, werden grote percelen oerbos gekapt, afgebrand en gereedgemaakt voor de aanplant van de jonge tabaksplantjes.

Het blad was inmiddels wereldberoemd geworden als dekblad van de sigaar en de vraag was zo hoog dat de Nederlandse Regering zich met Deli begon te bemoeien en financiele injecties gaf om de ontginning verder door te zetten en om via te heffen hoge accijnzen haar Koninklijke Beurs te vullen.

In 1886 was Medan een dermate grote stad, dat het in dat jaar tot Hoofdstad van de provincie Noord Sumatra werd verheven.

Inmiddels waren duizenden Chinese- en Javaanse koelies werkzaam op de tabaksplantages. Ook vrouwelijke koelies hielpen mee met het oogsten, het drogen, sorteren en het verpakken van deze kostbare waar.

Wel waren er regelmatig schermutselingen met de verder inlands en hoger gelegen Batakdorpen. De Bataks hadden het terechte gevoel dat hun gronden door de Sultan van Deli werden verkwanseld aan de Blanken en koelden hun woede door 's-nachts 'af te dalen' naar de plantages en de tabaksschuren in brand te steken.

Door de getroffen Maatschappij werd dan de politie ingeschakeld en werd een expeditie op touw gezet om de schuldigen te arresteren en gevangen te zetten. Voor de politie was het niet van belang of ze de echte schuldigen pakten, als ze maar terug kwamen met een groepje Batakse, zogenaamde schuldigen. Hun verdere lot behoeft niet verder beschreven te worden.

Door de omvang van de tabaksproductie ontstonden er diverse tabaksondernemingen met een eigen Direktie. De diverse plantages kregen namen die vaak de nationaliteit van het thuisland lieten raden.

Zo was bijv. Helvetia een Zwitserse plantage, Polonia een Poolse en Marelan een Amerikaanse (verbastering van Maryland).
Deze namen komen nog steeds voor op de plattegrond van Medan, waarbij Polonia de naam van Medan's huidige vliegveld is.

Het merendeel van de plantages was echter in Nederlandse handen, waarbij de Hoofdadministrateur (Tuan Besar = de Grote Heer) aan het hoofd stond. Deze man werd bijgestaan door 1 of meerdere Administrateurs. Onder deze Administrateur vielen de Controleurs en de Assistenten (Tuan Kecil = de Kleine Heer).

Onder een Assistent waren ongeveer 150 koelies werkzaam, direct geleid door een Chinese Tandil of Tokeh voor de Chinese koelies en een Javaanse Mandoer voor de Javanen.

Alleen deze lokale leiding kon immers communiceren met het werkvolk in hun eigen taal.

Hoewel de Nederlandse leiding soms bijzonder hardhandig was (later meer hierover), waren de lokale ploegbazen ook niet zachtzinnig voor hun land- en rasgenoten als de blanke Tuan Kecil toekeek...

Op de diverse plantages stonden schuren, kongsi's genoemd, waar de koelies sliepen. Hun spaarzame vrije tijd brachten ze door met dobbelen of kaartspelen om geld. Er waren veel onderlinge ruzies over speelschulden en schulden door het opiumgebruik (later meer hierover).

Als er verloren werd, door eerlijk of vals te spelen, draaide dat regelmatig uit op vechtpartijen met soms dodelijke afloop.

Bij het appel van de volgende morgen kwam dat bij de telling van de koelies aan het licht en dan was het aan de Assistent de schuldige aan te wijzen en te straffen. Deze straf bestond voornamelijk uit het toedienen van stokslagen of het urenlang aan een paal vastgebonden staan in de tropische hitte en zonder eten of drinken.

Ook vrouwelijke koelies werden op deze manier gestraft, waarbij later gevallen bekend werden dat tevens hun edele delen met sambal werden ingesmeerd.

Echt beschaafd waren de straffen dus niet en het gebeurde regelmatig dat vanuit de kongsi wraak werd genomen op de Assistent, soms met dodelijke afloop voor deze Assistent.

Als de Assistent het overleefde en de rebellen kon aanwijzen, werd de politie erbij gehaald en werden de daders gearresteerd en afgevoerd. Hetzelfde verhaal, hun verdere lot behoeft geen uitleg...

Het werk van de Assistenten was, zonder ze te verdedigen, niet licht. Het waren haast altijd ongeletterden met een crimineel verleden en van het omgaan met inlandse ondergeschikten hadden ze al helemaal geen kaas gegeten.

Ze moesten hard werken in een hitte die ze in Europa niet gewend waren en ook zij kregen forse straffen van hun meerdere, de Controleur, als het werk niet opschoot, waarbij het stokje altijd net iets te hoog werd gelegd om menselijkerwijs haalbaar te zijn. Tropische ziekten, zoals malaria en zweren, waren geen excuus in de ogen van de Controleur.

Gekleed in een wit pak met een hoog boord (de Tutup = gesloten) en de lange broek, omzwachteld met witte katoenen lappen (de Putih's = wit) en met een rieten hoed moest de man zijn werk in de hitte doen. Een stok was vast een onderdeel van zijn uniform...
De omzwachtelde benen voorkwamen dat bloedzuigers zich konden hechten aan het blanke vel van de Assistent en voorkwamen dodelijke slangenbeten.

Het hoge boord, de tutup, moest gesloten blijven om respect af te dwingen en het losmaken van het boord werd niet toegestaan door zijn meerdere, de Controleur. Nat van het zweten schuurde zo'n boord de hele dag op de gevoelige nekhuid, vaak tot bloedens toe.
De Assistent mocht, als hij in Nederland een vrouw had, deze vrouw niet meenemen. Veel later zou dit wel toegestaan worden.

De Assistent woonde vaak alleen op de rand van het nog te ontginnen oerbos en leed een eenzaam bestaan, soms bijgestaan door een Njai, een inlandse hulp in de huishouding, die voor het koken en wassen zorgde.

Deze Njai verleende de Assistent soms andere diensten van meer seksuele aard.

Ook kon de Assistent op dit gebied gebruik maken van een mooi meisje uit de kongsi, aangezien hij in de ogen van de koelies Tuan en Heer was en ze niet durfden te protesteren tegen dit weinig verheven en door hogerhand tolereerde gedrag.
Eventueel geboren baby's verdwenen met Njai-en-al in de kongsi en een nieuwe, maagdelijke Njai werd aangesteld, totdat zij zwanger raakte.
Van een gerechtssysteem was geen sprake en de blanke Heer was aanklager, rechter en executeur in 1 persoon verenigd.

In Nederland begon het besef te komen dat er op deze plantages dingen gebeurden die het daglicht niet konden verdragen en naarmate deze geruchten sterker werden, werd de roep op controle groter.

Diverse rapporten werden geproduceerd door onafhankelijke overheidsdienaren waarin het beeld werd bevestigd dat het er weinig menselijk aan toeging. Het bekendste document werd geschreven door de heer Vermehr en staat bekend als het RHEMREV-rapport (lees RHEMREV van achter naar voren en de naam Vermehr verschijnt. In die tijd was het niet ongewoon je naam op deze manier te 'coderen').
Dit RHEMREV-rapport wijdde in detail uit over de onmenselijke en criminele praktijken van de Dienaren van de Tabaksmaatschappijen te Deli, maar ook over de tegenwerking die de heer Vermehr ondervond bij de Maatschappijen tijdens de interviews, nodig voor de samenstelling van het document.

Het was de Maatschappijen er alles aangelegen deze praktijken binnenskamers te houden en vooral de vuile was niet buiten te hangen. Zij zaten niet te wachten op overheidsbemoeienis en een mogelijke beperking van hun 'vrijheden'.

Toch heeft het RHEMREV-rapport in Nederland veel aandacht gekregen en bijgedragen tot een vermenselijking op de plantages door betere regelgeving en vooral de controle hierop.

Er kwamen meer woningen voor de koelies, er kwam meer en gezonder voedsel en de (medische-)behandeling van deze kontraktanten verbeterde. Ook het drink- en waswater werd beter gezuiverd en in voldoende mate verstrekt.

Een fenomeen op de plantages bleef het gebruik van opium. Dit gebruik werd gepropageerd door de beheerders van de plantages om de koelies rustig en onder controle te houden.

Nederland en haar Koloniale Bestuur waren hiervan op de hoogte en deden er braaf aan mee.

Sterker nog, Nederland was de grootste drugsdealer ooit en in Staatsfabrieken werd het papaversap tot opium verwerkt en gedistribueerd in verpakkingen van verschillende hoeveelheden, met de stempel van de Nederlandse Leeuw er op...
De Nederlandse Staat bepaalde de prijs en naarmate de omzet steeg werd deze prijs naar boven toe bijgesteld.

Meer schulden dus onder de koelies en een definitieve beeindiging van een kontrakt werd op deze manier tegen gegaan.

Omdat dit dealen iets te openbaar was voor de NV Nederland, werd er een beroep gedaan op een tussenpersoon. Gekozen werd, althans voor Medan en omstreken, de heer Tjong A Fie, een Chinees die zich arm had gevestigd in Medan maar al snel de werkersklasse ontgroeide door zijn handelsgeest. Al snel leidde hij een nationaal en internationaal (China) handelsnetwerk van enorme omvang.
Voor het toenmalig schandalig hoge bedrag van 100.000 gulden per maand verpachtte Nederland hem het recht om haar opium te verspreiden onder het werkvolk op de Deli-plantages. Het zal niet moeilijk zijn te becijferen wat de winst was die in de zak van Tjong A Fie verdween. Zijn adjudant en vertrouweling was de heer Dolf Kamerlingh Onnes, een Nederlander, die voor hem het vele vuile werk opknapte.

Het was echter niet allemaal slecht wat Tjong deed en met zijn vermogen liet hij bruggen, scholen en ziekenhuizen bouwen en financieerde hij veel sociaal werk voor de kleine man in Medan.

Hij schonk aan de Stad Medan een klokkentoren, gemaakt in Heiligerlee en deze klokkentoren staat nog steeds op het vroegere Stadhuis.

Ook zichzelf vergat hij niet en bouwde aan de Kesawan (nu Jalan A. Yani) voor zichzelf en voor zijn uitgebreide familie een kast van een huis, de Rumah Besar (= Grote Huis).

Hij stierf in 1921 en werd vanuit dit huis begraven in Pulau Brayan. De begravenisstoet was een goede zes kilometer lang en toont aan hoe populair de man was onder de gewone bevolking dat uiteraard niets afwist van zijn foute opiumhandeltje.

De begraafplaats van Tjong A Fie, zijn vrouw en zijn directe verwanten is niet opengesteld voor het publiek, maar voor een blanke hand met daarin wat Rupiah's gaan deuren eenvoudig open.

Na zijn dood een enorm kapitaal achterlatend, vielen de familieleden als aasgieren aan op deze rijkdom en smold het fortuin als sneeuw onder de Medaneese zon, totdat het hele kapitaal was verdampt.

Zelfs geld voor onderhoud was er niet meer en moesten de huidige afstammelingen die nog in het huis wonen iets verzinnen om geld binnen te krijgen. Vandaar dat dit enorme huis tegenwoordig opengesteld is voor het publiek als een soort museum en voor Rp. 30.000 (Euro 2,50) krijgt men een 'engelstalige' rondleiding door dit antieke huis.

Voor de liefhebber heel interessant, maar vraag niets over het duistere verleden van Tjong's vergaring van rijkdom, de rondleider/ster weet er zelf niets van, het wordt bewust uit de geschiedenisboeken gehouden.

De welvaart op de plantages van de Maatschappij werd duidelijk zichtbaar. De jaarlijks uitgekeerde tantiemes werden steeds hoger, er kwamen mooie woningen voor de blanke leiding en automobielen deden hun intrede.

Het beeld van Medan veranderde ook. Mooie huizen in elitaire buurten met veel brede lanen en bomen maakten dat Medan de naam "Parijs van het Oosten" kreeg.

De "Deli Spoorweg Maatschappij" werd opgericht door de heer Cremer en aan een spoornet werd begonnen. Het eerste traject was van haven Belawan naar het centrum van Medan en was natuurlijk van groot belang voor het vervoer van haar producten uit het achterland via Medan, Belawan naar Nederland.

De Deli Planters Vereniging (DPV) werd als overkoepelend orgaan van de Maatschappijen opgericht en had een eigen proefstation ter veredeling van de tabakszaden.

Er werden hotels gebouwd rond het plein waar vroeger de Sultanaten elkaar bestreden en rond 1896 werd het eerste hotel van Medan geopend, Hotel De Boer, genoemd naar de Friese eigenaar Herman Tjerk de Boer.

Dit hotel werd DE ontmoetingsplaats van plantagepersoneel op Hari Besar (Grote Dag). Twee maal per maand werd op deze vrije dag door de planters bijeengekomen om bij te praten over werk, maar vooral om heel veel bier en 'pahits' (bittertjes = jenevertjes) te drinken.

Het moge duidelijk zijn dat dit regelmatig uit de hand liep, waarbij inlandse bedienend personeel niet begrijpend toekeek.

Verder werd hier het blanke personeel geworven, dat vers uit Europa was overgekomen voor het grote geld.

Dit hotel zou later beroemde gasten krijgen, zoals de schrijver Louis Couperus, de Koningin van Engeland, Koning Leopold van Belgie en onze Wilhelmina. Zelfs de van spionage verdachte Nederlandse Margaretha Geertruida Zelle, alias Mata Hari, schijnt hier een aantal nachten te hebben doorgebracht.

Wilhelmina was bevriend met mevrouw De Boer en op een van haar bezoeken zou ze hebben geroepen toen ze een tji-tjak op de muur zag lopen: "Oh gunst, wat een leuk klein krokodilletje....!".

In 1930 telde Hotel de Boer zo'n 120 kamers !

Het hotel is er nog steeds, jammergenoeg verbouwd en met een andere naam: Dharma Deli, de Geest van Deli.
Waarschijnlijk is dit een betere naam dan Hotel de Boer, want de sfeer ademt nog steeds iets van het vroegere Deli uit...

Begin 20-ste eeuw volgde de opening van het Postkantoor, waar de Hollandse hand nog steeds zichtbaar is in de betegelde koepel binnen in het hoofdgedeelte. De tegels zijn beschilderd met de postduif en posthoorn, het symbool van de toenmalige PTT.
Voor het Postkantoor (Kantor Pos) werd een fontein gebouwd ter nagedachtenis aan de grondlegger van Medan, Jacobus Nienhuys.
Op deze plaats staat nog steeds een fontein, weliswaar niet meer de originele en er zijn maat heel weinig mensen die de achtergrond hiervan kennen.

Wanneer, waar en hoe Jacobus Nienhuys is overleden is niet duidelijk terug te vinden en de meningen verschillen dan ook.

Er kwam een stadhuis en met de welvaart kwamen er diverse banken, de Java Bank als grootste (nu Bank Indonesia).

Restaurants, zwembaden en er kwam zelfs een paardenrenbaan in de wijk Polonia, hiervoor een plantage van Poolse eigenaren.
Later is ten behoeve van de vooruitgang deze renbaan op de schop gegaan en is het vliegveld op die plek gebouwd. Zoals we eerder lazen, heet het internationale vliegveld van Medan nog steeds POLONIA.

Al jaren gaan er stemmen op om dit vliegveld te verplaatsen, omdat het nu, in tegenstelling tot vroeger, in het centrum ligt van het zwaar bevolkte Medan en lastig te bereiken is door de vele files. Verder is natuurlijk de grond goud waard.

Tot op heden is het bij praten gebleven, want daar zijn we heel goed in...

Door de oprichting van de Deli Planters Vereniging kwam uit onderzoek naar voren dat de bodem van Deli niet alleen prima dekbladen voor de sigaar opleverde, maar ook dat de aarde van Deli geschikt zou zijn voor de aanplant van rubberbomen.

Op kleine schaal werd dit door de lokale bevolking al gedaan, maar de opbrengst en de kwaliteit waren laag.

Dit kwam door het feit dat de rubberboom "Ficus Elastica", hoewel inheems, relatief zwak en kwetsbaar voor ziekten was.

De DPV experimenteerde met diverse soorten rubberbomen en kwam tot de conclusie van de Braziliaanse "Helvetia Brasiliennes" de sterkste was, fors rendement en rubber van goede kwaliteit gaf.

Grote percelen grond werden aangelegd als rubbertuinen en bood werk voor vele duizenden rubberkoelies en honderden blanke opzichters.

Door het op de juiste manier en diepte inkerven van de bast van de volwassen boom, komt wondvocht vrij. Dit wondvocht, latex genaamd, wordt in porceleinen bekertjes opgevangen en tweemaal per dag verzameld. Het water wordt uit de latex verwijderd en de tot plakken gewalste latexrubber kunnen verder worden verwerkt tot het gewenste eindprodukt.

Door de opkomst van de auto ging veel natuurrubber naar de autobandfabrikanten Good Year, Bridgestone en Michelin.

De beurskrach in 1929 in New York zorgde voor een 'bijna' genadeklap voor de wereldwijde rubberindustrie.

De vraag naar rubber verminderde dramatisch en de prijs tuimelde naar een historisch dieptepunt.

Heel wat Maatschappijen in Indonesie gingen bankroet of moesten drastisch bezuinigen op personeel en hoeveelheden ontslagen blanke medewerkers gingen noodgedwongen terug naar Europa.

Ook duizenden koelies kwamen op straat te staan, met hongersnood als gevolg.

Met de overgang op synthetisch rubber daalde de vraag naar natuurrubber steeds verder, totdat veilig vrijen en de condoom in zwang (niet zwanger!!) raakte en natuurrubber hier een uitstekende grondstof voor bleek te zijn en de vraag weer toenam.
Ook wordt in de autoracerij veel gebruik gemaakt van banden van natuurrubber en hebben de grote fabrikanten van deze banden grote percelen rubber gepacht in het hedendaagse Deli-gebied.

De laatste 40 jaar is de tabaksproduktie enorm teruggelopen en nu zijn tabaksplantages nagenoeg verdwenen.

De eens zo razend populaire sigaar is door de jaren heen meer en meer verdwenen uit de schappen.

In plaats van tabak zijn er miljoenen oliepalmen aangeplant in Deli voor de palmolie-industrie (Minyak Sawit = palmolie).

Bij de volwassen oliepalmen ontstaan in de kruin van de boom trossen ronde, rood-bruine pitten. Als deze pitten uitgeperst worden komt er olie vrij en deze olie wordt, na diverse behandelingen, als grondstof gebruikt in de cosmetica- en geneesmiddelenindustrie.

Niet alleen rond Medan is er veel palmolie, ook op Kalimantan zijn er duizenden hectares grond aangeplant met oliepalmen.

De export van deze olie gaat v.w.b. Medan en omstreken, via de diep uitgebaggerde haven van Belawan, vooral naar China en Japan, maar ook naar Europa.

Indonesie exporteert 95% van haar palmolie en deze export is, na aardolie, een van de grootste bronnen van inkomen.

Wel zorgwekkend is dat de oliepalm zoveel grondwater drinkt dat het peil dramatisch aan het zakken is met alle gevolgen vandien.

Het is echter niet allemaal rozengeur en maneschijn in Medan.

Het aantal inwoners van deze stad, in 1942 nog slechts 80.000, is inmiddels gestegen tot 2.500.000 mensen en op werkdagen stijgt dit aantal door forensen, tot 4 miljoen.

De infrastructuur van de stad is totaal niet berekend op deze aantallen en het is niet te verwonderen dat het verkeer, zeker in spitsuren, helemaal vastzit. Door de regelmatige stroomuitval werken stoplichten niet en is de chaos kompleet.

Luchtverontreiniging, als gevolg van stinkende oude dieselauto's, becaks, auto's en honderdduizenden bromfietsen, is heftig.
Bij hevige regenval kan de riolering het niet aan en spoelt troep door de hele stad. Over preventief de riolering te onderhouden om dit te voorkomen wordt slechts gesproken als er weer een 'kalf verdronken' is.

In april 2011 was het nog erger. Door hevige regenval in het achterland (Tanah Karo) traden de 4 rivieren die door Medan lopen buiten hun oevers en stroomden duizenden kubieke meters water door de gehele stad, waarbij het water op plaatsen meer dan 1 meter hoog stond. Ook wijken die nooit eerder getroffen waren door wateroverlast stonden nu blank.

Duizenden mensen in Medan werden dakloos en talloze mensen overleefden deze overstroming niet, omdat ze niet konden zwemmen.
Op kleine schaal werd hulp geboden door mede-burgers, echter van overheidswege was er radiostilte en bleef hulp uit.

Ook constructieve ideen, zoals het uitbaggeren van de 2 grootste rivieren en het maken van een fatsoenlijk noodplan, ontbreken totaal en als ze er zouden zijn, komen ze niet verder dan de vergaderzaal.

Wederom veel praten, weinig doen en wachten op de volgende calamiteit. Op zeker dat die gaat komen...

In het centrum van Medan zijn nog verschillende gebouwen te bewonderen die aan de koloniale tijd herrinneren. Over Kantor Pos en Hotel de Boer is al het e.e.a. geschreven. Bij het station is nog steeds een loopbrug over het spoor in functie, die stamt uit deze tijd en voor het station staat op een blok beton, meters boven het voortrazende verkeer een oude stoomlocomotief van de Deli Spoorweg Maatschappij, de DSM. Ook het hoofdgebouw van de Algemeene Vereeniging van Rubberplanters aan de Oostkust van Sumatera, het AVROS-gebouw, is nog steeds intakt en is ontsnapt aan de slopershamer van Soekarno, die na de Nederlandse Tijd de sporen van koloniale overheersing trachtte uit te wissen.

Dit AVROS-gebouw is gemaakt van Italiaans marmer, wat als ballast voor schepen werd meegevoerd uit Europa. Onbevestigde berichten zijn er dat de met "X" ondertekende kontrakten van de tabakskoelies nog steeds in de kelders van dit gebouw opgeslagen liggen. Pogingen van de schrijver om hier meer duidelijkheid over te krijgen zijn vooralsnog mislukt; het verleden lijkt letterlijk en figuurlijk begraven te zijn in deze kelders en niemand lijkt bereid te zijn de beerput te openen.

Het kantoor wordt overigens nog steeds gebruikt voor de administratie van de diverse plantages.

Gezien het verleden is het niet te verwonderen dat er veel Chinezen (maar 8% van de bevolking) in Medan wonen en werken. In feite zijn zij de afstammelingen van de uit China aangevoerde Tabakskoelies, maar daar willen ze liever niet aan herrinnerd worden.
Uitzonderingen daargelaten is de Chinese etnische minderheid in Medan op alle gebieden Heer en Meester in Medan. Het geld is in Chinese handen en het Hokien-chinees wordt als taal overal gesproken. Het werkvolk is allemaal Indonesisch en de mensen met dikke auto's en schone handen zijn Chinees. De Chinezen hebben 90% van de handel in handen en met deze handel verdienen ze zoveel dat ze hun kinderen naar het buitenland kunnen sturen voor een behoorlijke opleiding. Na terugkeer van deze kinderen zullen zij de hogere posities gaan bekleden en daarmee het verschil tussen arm en rijk groter zullen maken.

In tijden van onrust, we hebben het hiervoor al gelezen, zullen de Indonesiers de Chinezen als doelwit zien voor hun agressie met een te voorspellen resultaat.

Toch heeft de Indonesier meer geld te besteden dan 25 jaar geleden en zijn vaker aan te treffen in duurdere restaurants en shopping-malls en van echte armoede is minder sprake.

Dit is een hele goede ontwikkeling en van groot belang voor de toekomst...

Tot slot nog iets over blanken (bule of kulit putih - witte huid genoemd) die in deze stad wonen.

In bijna alle gevallen als er blanken in Medan worden aangetroffen zijn het touristen in een touringcar op doorreis naar het Toba-meer. Voor hun is Medan een afvalput dat veel lawaai maakt.

Er zijn een klein aantal expatriates die voor hun buitenlandse moederbedrijf tijdelijk werkzaam zijn in Medan en omstreken en Medan accepteren omdat het 'werk' is.

Enkele blanken hebben zich in Medan gevestigd omdat zij de charme van Medan wel herkennen en het leven in deze grote stad accepteren en hun mede-bewoners in hoge mate waarderen.

HOOFDSTUK IV

EEN RONDREIS DOOR INDONESIE?

Het onderstaande is het commentaar op het reisprogramma van een vriend die van plan was een georganiseerde rondreis door Indonesie te maken en mij daarvoor zijn reisprogramma toezond.

Uiteraard zijn er een heleboel verschillende rondreizen mogelijk, maar de onderstaande route wordt vaak gekozen.
Het begint bij Singapore, vervolgens naar Medan en omstreken, Toba Meer, West Sumatra.

Een vlucht naar Jakarta op Java en via Bogor naar Bandung.

Met de trein naar Jokya, daarna Oost Java en een weekje uitrusten op Bali.De duur van een dergelijke rondreis is tussen de 3 en 4 weken, niet goedkoop en redelijk vermoeiend.

Het is echter de moeite waard, maar wees voorzichtig, Indonesie werkt verslavend...

QUOTE

2 dagen Singapore: leuk is om door (het gerestaureerde) Chinatown te wandelen; verder is een stadsrondrit aan te bevelen (Hop on, hop off-bus kost niks). Wees voorzichtig want andere bussen zijn zwaar geairconditioneerd – lees koud – en van de bus naar buiten en van buiten naar binnen loop je al snel een verkoudheid op/buikkramp/diarree etc. Natuurlijk is er gezellig te winkelen in de buurt van Orchard Road.

Dag 2: Medan. Schrik niet van Medan. Medan is geen tropisch paradijs en geeft een totaal verkeerde indruk van de schoonheid van Indonesie. Het is een drukke stinkende stad, met veel heel mooie (koloniale) gebouwen. Voor mij is dat 'kick-en'.
Bohorok (Bukit Lawang) is een aanrader om orang hutans in het wild te zien. Is ongeveer 90km van Medan. Doe wat antimuggenstift op armen en benen (of een klamboe), want het ligt in de bossen aan een rivier en de (malaria-)muskieten weten de weg goed te vinden naar onschuldige blanke ledematen. Verwacht geen x-sterren hotel...

Dag 3: dagtoer Medan o.a. naar het Paleis van de Sultan. Heel mooi paleis dat gebouwd is tussen 1890 en 1900. Binnen zijn er schilderijen en portretten te vinden die de uitstekende relatie weergeeft tussen de Nederlanders indertijd en de Sultan van Deli. De Nederlanders hechtten daar grote waarde aan, want ze hadden de Sultan nodig, als landeigenaar, om zijn grond te pachten voor de teelt van tabak en later rubber (latex) en palmolie.

Niet alle delen van het paleis zijn voor het publiek opengesteld en worden nog bewoond door familieleden van de Sultan.
Deze nazaten zijn niet rijk meer, het kapitaal is opgemaakt en ze moeten het hebben van de entreegelden en souvenirs.

De Batak-landen.

Het traditionele Batak-dorp is toch enigszins toeristisch. Maar dat geeft niet, het geeft een indruk van wat je later op Samosir zult aantreffen. Let op de Batakse dames, ze zijn een behoorlijk stuk forser dan hun Javaanse zusters. Eten (pruimen) vaak sirih (een pit in een blad met een soort kalk), hetgeen een rood speeksel om de mond veroorzaakt; het is dus geen bloed, maar komt van dit genotsmiddel en is verslavend.

Dag 4: via Berastagi, op weg naar Prapat (ligt aan het Toba-meer) wordt gestopt bij de Sipiso-piso waterval (betekent: Si = zoals en piso (pisau) = mes….dus “als een mes…”). Je begrijpt de naam als je ´m ziet. Vanuit Prapat gaan jullie met de boot naar Samosir, zo'n 45 minuten varen. Samosir is een eiland in het Tobameer en ligt 900 meter boven de zeespiegel en is dus ± 9 graden koeler dan Medan (iedere 100 meter hoger is ruwweg 1 graad koeler). `s-Avonds is een trui geen overbodige luxe.

Het is een schitterend eiland met veel mooie vergezichten.

De Toba-Batakkers zijn erg muzikaal en er wordt veel gezongen en muziek gespeeld. Beetje hippie sfeertje.
Spreekt mij we aan als overjarige hippie. Bier en westers eten zijn te verkrijgen op Tuk-Tuk, een schiereilandje van Samosir.

Dag 5: Tomok, Ambarita en Simanindo zijn dorpjes op Samosir, ieder met een eigen attraktie/folklore. Beetje touristisch.
Eiland Tao is het honeymoon- eiland en ligt even naast Samosir en is echt een heel klein eilandje voor jong-gehuwden/ geliefden.

Dag 6: aan te bevelen is een bromfiets te huren en het hele eiland rond te gaan. Wees echter wel voorzichtig want er zijn behoorlijk wat gaten en kuilen in de weg en ronddolende kippen en veel, veel kinderen…. Hoezo, family-planning...!

Dag 7: geen kommentaar.

Dag 8: Bukitinggi (West Sumatra) is een mooi en redelijk koel stadje in het hartje van de Minangkarbause Hooglanden. Wel wat toeristisch. De erflijn van de Minangkarbauers loopt via de vrouwelijke lijn en dit is redelijk uniek op de wereld. De mannen tellen dus eigenlijk helemaal niet mee en wat je in de praktijk ziet is dat veel jonge mannen na hun schoolopleiding naar andere gebieden binnen Indonesia vertrekken en zich ´mengen´ met andere bevolkingsgroepen. De Minangkarbauers staan overigens bekend als hele intelligente mensen en zijn er heel wat op hoge posten in de regering gekomen.

De stijl van de huizen met de bekende hoorns van karbauwen (waterbuffels) is eveneens uniek.

Dag 9: Fort de Kock (West Sumatra) is zeker de moeite waard en vertelt iets over het koloniale verleden.

Dag 10: Van Padang naar Jakarta - Java.

Gelukkig maar een klein stukje vliegen, nou ja, 2 1/2 uur. Enkele jaren hebben Sinta en ik vanaf Padang tot Jakarta de reis met een rugzakje en met openbaar vervoer gedaan.

Iets lastiger –understatement- en vermoeiender, maar dan heb je pas een indruk hoe groot Sumatra is…. Duurde 6 weken.

Dag 11: Wat voor Medan geldt, geldt ook zeker voor Jakarta. Een drukke, vervuilde, rommelige herrie-stad met chaotische verkeerstoestanden. Maar ook Jakarta heeft zijn charme en interessante delen welke herrinneren aan haar verleden. Zoals Sunda Kelapa, de oude handelshaven met nog oude opslagloodsen en oude praauwen. De latere haven Tanjung Priok heeft het merendeel van de handel overgenomen, maar toch is er in de oude haven volop bedrijvigheid. Het laden en lossen wordt met de hand gedaan en er zijn geen hijskranen en containers te 'bewonderen'.

Taman Mini is het Indonesie in Miniatuur (Madurodam ?), toeristisch maar geeft wel een goede indruk van e.e.a.

Dag 12. Naar Bogor met zijn wereldbekende plantentuin via de Puncak-pas (thee-plantages en haast altijd regen omdat het relatief hoog ligt) naar Bandung. Een behoorlijk lange zit maar de wegen zijn wel redelijk. Bandung is een redelijk moderne stad en niet al te vies en heet.

Dag 13: van de 'omgekeerde prauw' en Ciantar (vulkanische toestanden) naar Pak Udjo, meneer Udjo. De man is dus echt wereldberoemd, want alle toeristen gaan langs de Angklung-school van deze man. Zijn hele familie 'werkt' op deze school en speelt op de van bamboe-vervaardigde instrumenten. Aan de show mogen jullie vast en zeker meedoen. Of je het leuk vind, weet ik niet op voorhand. Je zou het wat povertjes kunnen vinden.

Dag 14: van Bandung naar Yogya. Ongetwijfeld reizen jullie in een apart treincompartiment dus gescheiden van het 'gewone' volk. Dat is ook wel het beste want jullie hebben A/C en redelijke stoelen en geen last van tientallen verkopertjes die bij een halte hun waren proberen te verkopen, zowel binnen als buiten de trein.

Het is een schitterende reis en geeft een hele goede indruk van het landelijke leven in Indonesie. Indien je er prijs op stelt heb ik een route-tijdtabel, welke precies aangeeft na hoeveel minuten je waar bent (als er tenminste geen vertraging is omdat er een aantal karbauwen op de rails bivakkeren). Een reisje van 11 uur, dus heel vroeg op.

Dag 15: Yogyakarta is een wondermooie en schone stad met als centrum de Kraton van de Sultan. Yogya is een cultureel centrum van Indonesia. De zilverfabriek van Tom´s Silver is heel bekend en is uit om toeristen iets leuks te verkopen. Het zilver is overigens van uitstekende kwaliteit en de kunstwerkjes zijn heel fraai.
De Borobudur is een verhaal op zich; nu ongeveer 1100 – 1200 jaar uit, gebouwd op de punt van een heuvel (er is dus geen 'binnenkant'). Door vulkanische uitbarstingen eeuwen onder het stof bedolven geweest. In de koloniale tijd door Th. van Erp, een Officier van de Genie, getracht het bouwval voor de ondergang te behoeden. Dat is, met de middelen van toen, redelijk gelukt, maar door de zware regenval en aardbevingen is in de jaren 80, met behulp van de UNESCO en regeringshulp een jarendurend project opgestart om de Borobudur te conserveren voor de toekomst. Steen voor steen met de hand gereinigd en geregistreerd in computers heeft dit dus jaren geduurd. Nu staat hij er prima bij, maar er zijn geluiden om op enig moment in de toekomst dit monument te sluiten voor het dagelijkse massatoerisme, wederom vanwege potentiele verzakkingen.

Het zal dan 'slechts' dienen, waar het ooit voor gemaakt is: als religieus momument voor de aanhangers van de Buddhistische Leer. Van mij mag dat....

Dag 16: Prambanan tempelcomplex is eveneens erg fascinerend door de mix van het Hindoeisme en het Buddhisme. Om dit complex echt te waarderen is kennis van het Hindoeisme en het Buddhisme een must. Voor 'leken' blijft het een opeenstapeling van heel, heel veel stenen. Voor de liefhebber (ikke) iets heeeel speciaals.

De vrije middag kan worden besteed door bijv. te winkelen in de Jalan Malioboro van Jokyakarta ten noorden van de noordelijke Kratonmuur. Heel gezellig en veilig.

Ten zuiden van de Kratonmuur is er het Waterpaleis en de vogeltjesmarkt. Zeker het Waterpaleis is interessant en laat zien hoe vroeger de Sultan vanuit een torentje kon genieten van blote, badende vrouwelijke onderdanen.

Ook vroegere Sultans waren slechts mensen (en mannen)...

Dag 17: Malang in Oost Java is een mooi en koel stadje, dat de moeite waard om wat rust op te doen.

Dag 18: De Bromo is een oude, maar niet dode vulkaan. In de vroege ochtend kan te voet of per ezeltje de tocht naar de top worden ondernomen om de zonsopgang te aanschouwen. Het loont de moeite, maar het is en blijft een behoorlijke onderneming.
(note: in februari 2011 wederom aktief geworden!)

Dag 19: Je moet maar zien….

Dag 20, 21, 22: Bali, het enige hindoeistische bolwerk dat nog over is in Indonesia. Vroeger was heel Indonesia het, maar met handelsbetrekkingen met omliggende landen is de Islam binnen gestormd en 'bedekt' nu Indonesia voor meer dan 90 %.
De Balinezen zijn heel vriendelijk, muzikaal en behulpzaam. Ook heel gewend aan toeristen en dat maakt het wel wat makkelijker. Toch altijd oppassen voor je centjes, want uiteindelijk zijn jullie stinkend rijk ten opzichte van de Balinees en dat geldt overigens voor heel Indonesia.

Ok, Bali, beetje moeilijk om daar iets over te zeggen, want ik weet niet in welk deel jullie zitten. Kan zijn Kuta, Sanur, Nusa Dua of Candi Dasa. Nusa Dua is de duurste stek en in Candi Dasa kan worden gedoken. In het noorden van Bali (Pulau Menjangan) is het echt schitterend duiken. Dat weet ik uit eigen ervaring, maar wellicht te ver om deze tocht te ondernemen. Buiten het toeristencentrum (Zuid Bali) wordt nauwelijks Engels gesproken, hetgeen een dergelijke onderneming moeilijk maakt, tenzij een georganiseerde trip met gids wordt geboekt. Waarschijnlijk zul je de tijd willen gebruiken om lekker uit te rusten en lekker Balinees te eten (varkensvlees mogen Hindoes eten….). Bezoek aan Tanah Lot (een tempel half in zee aan de zuid/west kant van Bali) is zeker interessant en imponerend.

Mocht je verdere informatie willen hebben, laat het dan tijdig weten, dan regel ik dat.

Wij hopen dat jullie ook zullen vallen voor dit mooiste land van de wereld !

Hele fijne reis toegewenst van ons en gezond weer terug…….

UNQUOTE

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tot slot iets over de schrijver.

De schrijver is 62 jaar geleden in Den Haag geboren en nu haast 4 jaar woonachtig in Medan met vrouw Sinta en de honden Siau Mei en Maxima.

Hij heeft 2 volwassen, lieve kinderen uit een eerder huwelijk met Pamela en heeft na 35 jaar gewerkt te hebben in de ICT, Nederland verlaten en ge-emigreerd naar Indonesie.

Indonesie heeft hem al vanaf zijn jeugd gefascineerd, geinspireerd door zijn toenmalige Indonesische onderwijzeres mevrouw F.C. Jansen-Van Hutten.

Hij verwacht niet terug te keren naar Nederland.

Rien van Hemert.

Medan, februari 2013